Uitspraak
artikel 509avan het Wetboek van Strafvordering betreffende de verdachte:
[adres 2].
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij de verdachte op 10 januari 2017 was veroordeeld voor mishandeling, belaging en bedreiging. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, maar was niet aanwezig tijdens de zitting op 13 april 2018.
Tijdens deze zitting heeft de advocaat-generaal, mr. M.M. Steinmetz, het standpunt ingenomen dat toepassing van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering noodzakelijk was. Dit artikel betreft de situatie waarin de geestvermogens van de verdachte mogelijk gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, waardoor hij niet in staat is zijn belangen in het strafproces behoorlijk te behartigen. Het hof heeft op basis van de processtukken vermoedens geuit over de geestelijke toestand van de verdachte en heeft besloten dat de bijzondere regels voor berechting in deze situatie van toepassing zijn.
Het hof heeft vervolgens verklaard dat vermoed wordt dat de geestvermogens van de verdachte zodanig gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, dat hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is op de openbare terechtzitting van 13 april 2018 uitgesproken.