ECLI:NL:GHAMS:2018:3305

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
23-002406-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve beslissing op grond van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering betreffende de geestvermogens van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij de verdachte op 10 januari 2017 was veroordeeld voor mishandeling, belaging en bedreiging. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, maar was niet aanwezig tijdens de zitting op 13 april 2018.

Tijdens deze zitting heeft de advocaat-generaal, mr. M.M. Steinmetz, het standpunt ingenomen dat toepassing van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering noodzakelijk was. Dit artikel betreft de situatie waarin de geestvermogens van de verdachte mogelijk gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, waardoor hij niet in staat is zijn belangen in het strafproces behoorlijk te behartigen. Het hof heeft op basis van de processtukken vermoedens geuit over de geestelijke toestand van de verdachte en heeft besloten dat de bijzondere regels voor berechting in deze situatie van toepassing zijn.

Het hof heeft vervolgens verklaard dat vermoed wordt dat de geestvermogens van de verdachte zodanig gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, dat hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is op de openbare terechtzitting van 13 april 2018 uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Parketnummer in hoger beroep: 23-002406-17
Ambtshalve beslissing op grond van
artikel 509avan het Wetboek van Strafvordering betreffende de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres 1],
postadres:
[adres 2].

1.Het procesverloop

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 januari 2017 is de verdachte ter zake van mishandeling, belaging en bedreiging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 13 april 2018. Aanwezig was de advocaat-generaal
mr. M.M. Steinmetz. De verdachte was ter terechtzitting niet aanwezig.

2.De beoordeling

Het hof overweegt als volgt.
Op de voet van art. 509a Sv zal het gerechtshof, indien vermoed wordt dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn en dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen, zulks verklaren en treden vervolgens de voor die situatie geschreven bijzondere regels voor berechting in werking ter waarborging van een behoorlijke belangenbehartiging.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 13 april 2018 is de mogelijke toepassing van artikel 509a Sv aan de orde geweest. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat toepassing dient te worden gegeven aan artikel 509a Sv.
Het hof vermoedt op grond van de stukken in het procesdossier dat de geestvermogens van de verdachte zodanig gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijn belangen in het strafproces behoorlijk te behartigen. Het hof ziet, gelet op het vorenoverwogene, in de afwezigheid van de verdachte ter terechtzitting van heden geen beletsel om zulks bij beslissing te verklaren.

3.Beslissing

Het hof:
- verklaart dat vermoed wordt dat de geestvermogens van de verdachte zodanig gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen;
- beveelt de onverwijlde betekening van deze beslissing aan de verdachte.
Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M.F.J.M. de Werd, M.M. van der Nat en M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink als griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 april 2018.