ECLI:NL:GHAMS:2018:3363

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
23 september 2018
Zaaknummer
23-004163-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een bakfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een bakfiets, die op 11 augustus 2016 was weggenomen uit een tuin in Assendelft. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 1 maand opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf van 2 maanden geëist, onder verwijzing naar eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het feit. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet kon aantonen dat hij toestemming had om de bakfiets mee te nemen. De verklaring van een getuige werd als onbetrouwbaar beschouwd en niet meegenomen in de bewijsvoering. Het hof heeft vastgesteld dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen was, maar dat er geen bewijs was voor braak. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de ernst van de diefstal en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004163-16
datum uitspraak: 20 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-166753-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Achterhoek te Zutphen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 augustus 2016 te Assendelft, gemeente Zaanstad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een (afgesloten) tuin en/of een schuur behorende bij de woning gelegen aan [adres 2]) heeft weggenomen een bakfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen bakfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw vrijspraak bepleit op de grond dat de verdachte toestemming had de bakfiets mee te nemen. De raadsvrouw acht in dit verband de verklaring van getuige [getuige] onbetrouwbaar en daarom niet bruikbaar voor het bewijs. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is geweest van met diefstal gepaard gaande braak.
Het hof acht zeer onaannemelijk dat de verdachte toestemming had de bakfiets mee te nemen, nu voor deze niet nader onderbouwde stelling geen aanknopingspunten in het dossier zijn aangetroffen. Het hof merkt op dat de verdachte op enig moment heeft gesteld de bakfiets te hebben gekocht, maar dat ook dit op geen enkele wijze steun vindt in het dossier.
De verklaring van voornoemde [getuige] betrekt het hof overigens niet in de bewijsvoering, zodat dit onderdeel van het verweer van de raadsvrouw geen bespreking behoeft.
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de diefstal heeft plaatsgevonden door middel van braak. Uit het dossier volgt dat de vader van [naam] – de eigenares van de gestolen bakfiets – op 7 augustus 2016 heeft geconstateerd dat de tuindeur onbeschadigd was. De diefstal heeft vier dagen later, op 11 augustus 2016, plaatsgevonden en op die dag heeft de vader van [naam] schade aan de tuindeur waargenomen. Omdat niet kan worden vastgesteld wanneer de schade aan de tuindeur is ontstaan, kan deze niet met voldoende zekerheid in verband worden gebracht met de diefstal.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 augustus 2016 te Assendelft, gemeente Zaanstad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tuin, behorende bij de woning gelegen aan [adres 2], heeft weggenomen een bakfiets, toebehorende aan [naam].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde diefstal met braak zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het een buitengewoon vervelend feit betreft, de verdachte eerdere veroordelingen heeft en door blijft gaan met zijn criminele handelingen en dat zij om die reden een hogere straf eist dan door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een bakfiets. Dergelijke diefstallen veroorzaken hinder, schade en ergernis voor de benadeelde. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Tevens heeft hij het vertrouwen geschonden dat de benadeelde in hem moet hebben gehad, nu hij bij haar en haar partner een aantal weken voor de diefstal werkzaamheden in hun tuin heeft verricht.
Het hof weegt in nadeel van de verdachte mee dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 augustus 2018 eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake vermogensdelicten.
Het hof acht, alles afwegende, dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. G. Oldekamp en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 september 2018.
Mr. Van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.