ECLI:NL:GHAMS:2018:3414

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
23-002552-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijke beschadiging van een mobiele telefoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een mobiele telefoon die toebehoorde aan een ander. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 15 juni 2016 te Amsterdam, waarbij de verdachte de telefoon uit de handen van de eigenaar sloeg, waardoor deze beschadigd raakte. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 september 2018 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verklaring van de aangever onbetrouwbaar was en dat de schade aan de telefoon mogelijk op een ander moment was ontstaan. Het hof heeft echter, na het bekijken van camerabeelden en het horen van de verklaring van de aangever, geoordeeld dat de verdachte verantwoordelijk was voor de schade aan de telefoon. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 225,00, subsidiair 4 dagen hechtenis. De geldboete is voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte geen relevante strafdocumentatie had. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht toegepast en de verdachte als strafbaar verklaard voor het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002552-17
datum uitspraak: 25 september 2018
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-225143-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 15 juni 2016, te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verklaring van de aangever [slachtoffer] onbetrouwbaar is. Verder heeft hij naar voren gebracht dat het mogelijk is dat er met de telefoon van de aangever tussen het incident waarbij de verdachte was betrokken en het moment waarop aangifte werd gedaan nog iets anders is gebeurd en dat de telefoon dáárbij beschadigd is geraakt. Daarnaast heeft de raadsman in twijfel getrokken dat de – beschadigde – telefoon die is afgebeeld op de zich in het dossier bevindende foto’s het toestel is dat de aangever op 15 juni 2016 vast had. De beschadiging van de telefoon van de aangever kan derhalve niet wettig en overtuigend worden bewezen en de verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de verklaring van de aangever en de ter terechtzitting in hoger beroep afgespeelde camerabeelden leidt het hof af dat de verdachte de telefoon uit de handen van de aangever heeft geslagen, waardoor de telefoon met de nodige vaart op het plaveisel terecht is gekomen. Het hof ziet, mede in het licht van hetgeen het hof op die beelden heeft waargenomen, geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever dat zijn toestel door toedoen van de verdachte beschadigd is geraakt. Het hof ziet voorts geen enkel solide aanknopingspunt voor de veronderstellingen dat de schade aan de telefoon van de aangever op een ander moment is ontstaan of dat op de zich in het dossier bevindende foto’s een ander toestel is te zien. De betreffende stellingen van de raadsman worden dan ook als louter speculatief terzijde geschoven.
Het verweer van de raadsman wordt – in alle onderdelen – verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 225,00 subsidiair 4 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om, ingeval van strafoplegging, geen hogere straf op te leggen dan de politierechter heeft gedaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van een mobiele telefoon door deze bij een discussie op straat uit de handen van de eigenaar te slaan. Hiermee heeft hij een gebrek aan respect voor andermans eigendom aan de dag gelegd en diens ongestoorde gebruik van het apparaat verstoord.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel van de Justitiële Documentatie van 28 augustus 2018 heeft de verdachte geen relevante documentatie, zodat het hof hem als een zogeheten “
first offender” beschouwt.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, zal het hof deze geldboete in geheel voorwaardelijk vorm opleggen, nu uit het procesdossier en de ter terechtzitting in hoger beroep afgespeelde camerabeelden naar voren is gekomen dat de aangever zich bij het gewraakte incident ook niet geheel onbetuigd heeft gelaten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 17 januari 2017 onder CJIB-nummer [nummer] .
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. C.N. Dalebout en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 september 2018.
[…]