ECLI:NL:GHAMS:2018:3417

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
23-002698-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor mensensmokkel en bezit vervalst reisdocument

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder veroordeeld voor mensensmokkel en het in bezit hebben van een vervalst reisdocument. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. De zaak betreft een incident dat zich voordeed tussen 1 januari 2011 en 28 februari 2011, waarbij de verdachte samen met zijn partner vanuit de Dominicaanse Republiek naar Nederland reisde. De partner was in het bezit van een vervalst Schengenvisum, maar het hof kon niet overtuigend vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van de vervalsing of betrokken was bij de illegale verkrijging van het visum. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlasteleggingen, en sprak hem daarom vrij. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep, maar het hof achtte geen termen aanwezig voor deze vordering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002698-11
datum uitspraak: 11 september 2018
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 8 juni 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-800289-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1960,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 28 februari 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, en/of in de Dominicaanse Republiek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [naam], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- voor/aan/tezamen met voornoemde persoon een (ver)vals(t) paspoort/visum geregeld en/of gekocht en/of gegeven en/of
- ( vervolgens) voor/aan voornoemde persoon (een) vliegticket(s) geboekt en/of verstrekt en/of gegeven en/of gekocht en/of
- ( vervolgens) voornoemde persoon begeleid op de vlucht van Puerto Plata (Dominicaanse Republiek) naar Amsterdam en/of
- ( vervolgens) voor voornoemde persoon ter inreiscontrole een (ver)vals(t) paspoort/visum overhandigd en/of aangeboden aan een beambte van de Koninklijke Marechaussee belast met de grensbewaking; terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
subsidiairhij op of omstreeks 28 februari 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het bezit was van een reisdocument, te weten een (nationaal) paspoort (van de Dominicaanse Republiek, voorzien van nummer 0548657, op naam van [naam], geboren op [geboortedag 2] 1982), waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, en subsidiair dat het vonnis waarvan beroep wordt bevestigd.

Vrijspraak

Het hof acht geen termen aanwezig voor toepassing van het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte is 28 februari 2011 samen met zijn partner [naam] met een vlucht vanuit de Dominicaanse Republiek op Schiphol aangekomen. Laatstgenoemde was in het bezit van een authentiek Dominicaans paspoort waarin een Schengenvisum was aangebracht dat vervalst bleek te zijn. In deze zaak scharniert de eventuele bewezenverklaring van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde op de vraag of kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij de illegale wijze waarop dat visum moet zijn verkregen of dat hij er anderszins van op de hoogte is geweest dat het visum was vervalst. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. In het dossier bevinden zich geen stukken die er direct op wijzen dat de verdachte wist dat het visum was vervalst. Met betrekking tot de wijze waarop de partner van de verdachte in het bezit is gekomen van het visum en zijn eventuele betrokkenheid daarbij stelt het hof, met de rechtbank, vast dat de verdachte daarover verklaringen heeft afgelegd die met elkaar in strijd zijn, maar dat geldt ook voor de verklaringen van zijn partner. Aan de hand van de informatie die overigens beschikbaar is, kan de wijze waarop het visum in werkelijkheid bij de partner van de verdachte in bezit is gekomen niet worden gereconstrueerd. Om deze redenen kan naar het oordeel van het hof niet overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. C.N. Dalebout en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 september 2018.