ECLI:NL:GHAMS:2018:3645

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
23-005295-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en gewoontewitwassen door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van mensenhandel en gewoontewitwassen, maar het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld. De verdachte werd beschuldigd van het werven, vervoeren en uitbuiten van vrouwen in de prostitutie, alsook van het plegen van gewoontewitwassen. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 11, 13 en 14 september 2018 is het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de verklaringen van de slachtoffers, [MB] en [RP], centraal stonden.

Het hof oordeelde dat de verklaringen van [MB] niet voldoende steun vonden in ander bewijs, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de ten laste gelegde feiten. Het hof concludeerde dat de inconsistenties in de verklaringen van [MB] niet zodanig waren dat ze geheel onbetrouwbaar waren, maar dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Ook de verklaringen van [RP] werden als onvoldoende beschouwd om aan te nemen dat de verdachte dwang had uitgeoefend.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [MB], tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De proceskosten werden gecompenseerd, en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-005295-15
datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-730085-14 tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] [geboorteplaats] ) op [geboortedatum] 1987,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres in het buitenland: [adres] [plaats] ( [adres] ) .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11, 13 en 14 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van wat hem onder 1 en 2 ten aanzien van [MB2] en [IP] ten laste is gelegd.
Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak van het onder 1 en 2 ten aanzien van [MB2] en [IP] ten laste gelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 01 april 2014 te Amsterdam en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland en/of in Duitsland en/of Hongarije en/of Zwitserland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een ander of anderen te weten [MB] en/of [RP] en/of een of meer andere vrouw(en)
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [MB] en/of [RP] en/of één of meer andere vrouw(en)
en/of
(sub 3)
voornoemde [MB] en/of [RP] en/of één of meer andere vrouwen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [MB] en/of [RP] en/of één of meer andere vrouw(en) in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 4)
die [MB] en/of [RP] en/of één of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [MB] en/of [RP] en/of één of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van
en/of
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [MB] en/of [RP] en/of één of meer andere vrouw(en)
en/of
(sub 9)
die [MB] en/of [RP] en/of één of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden, opbrengst van de seksuele handelingen van die [MB] en/of [RP] en/of één of meer andere vrouw(en) met of voor een derde
immers heeft hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
ten aanzien van die [MB] (terwijl hij wist dat die [MB] in een zeer slechte financiële situatie verkeerde en/of twee (en later drie) jonge kinderen had en/of geen geld had om deze kinderen te onderhouden en/of dat die [MB] de Nederlandse en/of Engelse taal niet of nauwelijks machtig was en /of niemand kende in Nederland en/of in Nederland niemand had om op terug te vallen)
- die [MB] (in Hongarije) geworven om voor hem en/of zijn mededader(s) (in 'zijn' straat) in de prostitutie te gaan werken en/of te blijven werken en/of
- die [MB] voorgehouden dat zij haar verdiensten aan hem en/of zijn mededader(s) moest afstaan en/of die [MB] voorgehouden dat hij en/of zijn familie geen andere bron van inkomsten had en/of
- die [MB] gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn familie haar verdiensten nodig hadden voor onder meer de verbouwing van de woning van verdachte en/of zijn mededader(s) en/of die [MB] (in strijd met de waarheid) gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) haar verdiensten wilden lenen en/of
- die [MB] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden (telkens) afgepakt en/of af laten staan en/of - die [MB] (ernstig) mishandeld, (onder meer) door haar armen achter haar rug vast te pakken en/of haar te slaan en/of te schoppen (nadat zij had aangegeven geen geld meer aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te willen dragen) en/of
- die [MB] gedwongen en/of bewogen als prostituee te gaan werken en/of te blijven werken (onder meer terwijl zij zwanger was en/of nadat zij net een kind had gekregen) en/of
- die [MB] (meermalen) meegenomen en/of vervoerd naar Nederland en/of in Nederland een prostitutiekamer voor haar geregeld en/of laten regelen en/of haar als prostituee achter een raam laten werken en/of
- voor die [MB] (meermalen) onderdak geregeld en/of die [MB] onderdak verschaft en/of
- die [MB] onder druk gezet om voor hem en/of zijn mededader(s) in de prostitutie te werken en/of te blijven werken, door tegen haar te zeggen dat zij haar jongste dochter anders niet (meer) mocht zien en/of door de voogdij over haar jongste dochter over te nemen en/of door haar oudste kinderen bij een pleeggezin onder te brengen en/of onder te laten brengen en/of
- die [MB] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren, onder meer door regelmatig te bellen tijdens haar werkzaamheden en/of
- die [MB] gedwongen en/of bewogen (een groot deel van) haar verdiensten middels money transfers naar hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) over te maken
en/of
ten aanzien van die [RP] (terwijl hij wist dat die [RP] de Nederlandse en/of Engelse taal niet of nauwelijks machtig was en /of niemand kende in Nederland en/of in Nederland niemand had om op terug te vallen)
- die [RP] meegenomen en/of vervoerd naar Zwitserland en/of Nederland, teneinde die [RP] (in Zwitserland en/of in Nederland) in de prostitutie te laten werken en/of in (Nederland) een prostitutiekamer voor haar geregeld en/of laten regelen en/of haar als prostituee achter een raam laten werken en/of
- voor die [RP] (meermalen) onderdak geregeld en/of die [RP] onderdak verschaft en/of
- die [RP] gedwongen en/of bewogen als prostituee te blijven werken terwijl zij zwanger was en/of
- die [RP] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden (telkens) afgepakt en/of af laten staan aan hem verdachte en/of een van zijn mededader(s) en/of die [RP] gedwongen en/of bewogen (een groot deel van) haar verdiensten middels money transfers naar hem, verdachte, en/of een of meer zijn mededader(s) over te maken;
2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 01 april 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of in Duitsland en/of Zwitserland en/of Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
- ( telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [MB] en/of [RP] en/of een of meer andere vrouw(en)
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/of van die geldbedragen en/of voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Geldigheid van de dagvaarding

Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van de onder 1 en onder 2 telkens opgenomen zinsnede ‘een of meer andere vrouwen’ niet voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gestelde eisen. Het hof zal de dagvaarding in zoverre dan ook nietig verklaren.

Overwegingen tot vrijspraak

Standpunt en de vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij, [MB] , toewijst tot een bedrag van € 130.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft zij – kort weergegeven – aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijsmateriaal bevat om tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde feiten. De verklaringen van [MB] (hierna: [MB] ) en [NT] (hierna: [NT] ) dienen uitgesloten te worden van het bewijs wegens onbetrouwbaarheid ervan, terwijl [RP] geen aangifte heeft gedaan tegen de verdachte, aldus de raadsvrouw. Ten slotte heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van het hof ten aanzien van [MB]
Betrouwbaarheid verklaringen [MB]
Het hof constateert met de advocaat-generaal en de verdediging dat de verklaringen van [MB] niet gestructureerd in de verhoren zijn opgenomen. In tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft betoogd, is het hof van oordeel, dat [MB] niet zozeer steeds belastender heeft verklaard, maar dat zij in de opeenvolgende verklaringen steeds meer details heeft gegeven, gevraagd en ongevraagd. Ook herstelt ze een enkele keer een onjuiste weergave van haar verklaring in een eerder proces-verbaal.
[MB] heeft niet steeds consistent verklaard over de rol van de verdachte en zijn medeverdachte, de vader van de verdachte (hierna te noemen: [medeverdachte] ) ten aanzien van bepaalde details. Deze en andere inconsistenties kunnen te wijten zijn aan het tijdsverloop tussen de gebeurtenissen en de verschillende verklaringen en te duiden zijn als een natuurlijk fenomeen bij het herhaaldelijk vertellen van herinneringen. De inconsistenties zijn niet zodanig dat zij de verklaringen van [MB] geheel onbetrouwbaar maken. Op essentiële onderdelen en details heeft zij consistent verklaard. Zo heeft zij steeds verklaard dat zij vrijwillig is begonnen met het prostitutiewerk en heeft zij consistent verklaard over haar relatie met de verdachte, de mishandeling in Ömböly in 2007, het verblijf in Nederland met de verdachte in 2008 en de afdracht van het door haar verdiende geld aan de verdachte en [medeverdachte] . In tegenstelling tot wat de verdediging heeft betoogd, heeft [MB] niet inconsistent verklaard over het moment waarop zij niet meer vrijwillig in de prostitutie werkte. Immers, zij heeft verklaard dat zij gedwongen werd te werken toen zij zwanger was, maar dat zij daarvoor ook al de inkomsten uit haar prostitutiewerk afdroeg, al dan niet onder het mom van een lening die zij nooit heeft teruggekregen. [MB] heeft verder consistent verklaard over de rol van onder meer [medeverdachte] . Uit de enkele zinsnede dat [medeverdachte] ‘het overnam’ toen de verdachte in de gevangenis belandde, leidt het hof niet af dat [MB] stelt dat hij voordien geen bemoeienis met haar heeft gehad. Zo heeft zij, onder meer, steeds verklaard dat zij voordien met [medeverdachte] naar Nederland is gegaan om in de prostitutie te werken en dat zij haar inkomsten aan hem moest afstaan. De verdediging heeft erop gewezen dat [MB] in haar verklaringen verschillende redenen geeft waarom zij haar geld heeft afgestaan. Inderdaad is het mogelijk dat [MB] gedurende de periode van jaren waarover zij verklaart, wisselende redenen had om haar inkomsten uit het prostitutiewerk af te staan of dat er verschillende motieven tegelijk aan de orde waren. Dat maakt haar verklaringen nog niet inconsistent. Dat [MB] zich ten tijde van het verhoor bij de rechter-commissaris op 30 juni 2014 bij een foto van een ander afvraagt of dat [verdachte] is, omdat hij inmiddels dikker is geworden, is wellicht opmerkelijk maar maakt haar verklaringen evenmin geheel onbetrouwbaar.
De conclusie is dat de verklaringen van [MB] voldoende consistent en betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken.
Onvoldoende steunbewijs
Het hof kan evenwel het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige, gelet op artikel 342, tweede lid, Sv. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De strekking van artikel 342, tweede lid, Sv dwingt tot bijkomend bewijs uit een van de getuige onafhankelijke bron. Voorts gaat het niet slechts – kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook of de aangifte/verklaring in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door bewijsmateriaal uit andere bron. Anders gezegd, er dient een inhoudelijk verband te bestaan tussen de verklaring van de getuige en het overige gebezigde bewijsmateriaal. Indien een dergelijk verband ontbreekt zal er ‘onvoldoende steun’ bestaan. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het hof zal in het navolgende beoordelen of het bewijsmateriaal in het dossier voldoende steun biedt voor de verklaring van [MB] dat zij door de verdachte en/of zijn mededaders is uitgebuit. Het hof zal daarbij eerst acht slaan op het geweld dat [MB] beschrijft en de druk die de verdachte en zijn mededaders volgens haar hebben gelegd door middel van de voogdij over haar kinderen. Voorts zal het hof de financiële informatie in het dossier bespreken om te bezien of die ondersteuning biedt aan de verklaring van [MB] dat zij in de ten laste gelegde periode al haar inkomsten aan de verdachte en/of zijn mededaders heeft moeten afstaan.
Ten aanzien van het door [MB] beschreven geweld overweegt het hof als volgt.
In het dossier bevindt zich de aangifte die [MB] op 22 mei 2007 bij de politie in [plaats] heeft gedaan van een mishandeling door [medeverdachte] en zijn vrouw in Ömböly in mei 2007. In deze aangifte heeft ze grotendeels dezelfde verklaring afgelegd als in haar verklaringen in het onderhavige dossier.
Uit informatie, die de Hongaarse autoriteiten naar aanleiding van een rechtshulpverzoek omtrent deze aangifte hebben gegeven, blijkt dat de politie in [plaats] op 6 juni 2007 vanwege die aangifte een onderzoek is gestart naar souteneurschap, maar dat deze procedure is beëindigd, omdat er geen strafbaar feit kon worden vastgesteld. De documenten met betrekking tot die zaak konden de Hongaarse autoriteiten niet verstrekken, omdat die op 22 maart 2012 zijn vernietigd. Bij deze aangifte van 22 mei 2007 zijn geen foto’s gevoegd van het letsel van [MB] noch een letselverklaring. Evenmin zijn getuigenverklaringen of andere bewijsmiddelen bijgevoegd die het verhaal van [MB] ondersteunen. Voorts bevestigen de gegevens van de Hongaarse autoriteiten in het dossier niet dat [MB] deze aangifte later heeft ingetrokken.
Het hof stelt dan ook vast dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat die steun bieden aan de verklaring van [MB] dat zij in mei 2007 door [medeverdachte] en zijn vrouw is mishandeld en dat zij gedwongen werd de aangifte in te trekken.
Uit informatie van de Hongaarse autoriteiten naar aanleiding van een rechtshulpverzoek blijkt dat [MB] op 21 januari 2008 bij de afdeling Gynaecologie van [ziekenhuis] in [plaats] is geweest en dat daar een echografie is gemaakt. Kort gezegd, vermeldt de diagnose dat er een aandoening verband houdende met zwangerschap is geconstateerd en als onderzoeksresultaat staat vermeld, onder meer, dat ‘in omgeving cervix een haematoom van 9 mm doorsnede’ zichtbaar was. Op 1 maart 2008 is [MB] per ambulance binnengebracht op de afdeling Verloskunde en Gynaecologie van hetzelfde ziekenhuis. Als diagnose wordt bij de opname ‘risico op spontane abortus als gevolg van bloeding’ gesteld. [MB] is opgenomen in het ziekenhuis en een paar dagen later is er een operatieverslag opgemaakt met de aanduiding: ‘Incomplete spontane abortus met langdurige of hevige bloeding in het midden van de zwangerschap’.
Het hof overweegt dat uit deze informatie blijkt dat er op 21 januari 2008 een bloeduitstorting van 9 millimeter in de buurt van de baarmoeder van [MB] is geconstateerd en dat zij een paar dagen na 1 maart 2008 een miskraam heeft gehad. Uit deze informatie blijkt evenwel niet dat er een causaal verband is tussen de bloeduitstorting en de miskraam of dat de bloeduitstorting of de miskraam het gevolg zijn van een mishandeling. Ook overigens bevat het dossier geen bewijs uit van [MB] onafhankelijke bron dat de verdachte [MB] in de vierde maand van haar zwangerschap heeft mishandeld en dat zij dientengevolge een miskraam kreeg.
Voor de overige door [MB] in algemene termen omschreven mishandelingen biedt het bewijs in het dossier evenmin ondersteuning, behalve de verklaring van [IP] dat ze een keer heeft gezien dat de verdachte [MB] heeft mishandeld vanwege overspel en vanwege het kind. Deze verklaring is, naar het oordeel van het hof, te algemeen om te dienen als ondersteunend bewijs voor de door [MB] omschreven mishandelingen.
Het hof is dan ook van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat uit een van [MB] onafhankelijke bron dat de verdachte en/of zijn mededaders haar hebben mishandeld, al dan niet in het kader van de aan hen ten laste gelegde mensenhandel.
Ten aanzien van de voogdij over [J] en het plaatsen in het pleeggezin van de twee oudste kinderen van [MB] overweegt het hof als volgt.
Uit de stukken blijkt dat [J] achtereenvolgens onder gezag is gesteld van [medeverdachte] en zijn vrouw, de verdachte, en [RP] . Niet in geschil is dat de oudste kinderen van [MB] bij een pleeggezin zijn ondergebracht.
Het hof overweegt dat het enkele feit dat [J] onder gezag van achtereenvolgens haar grootouders, haar vader of de huidige vrouw van haar vader is gesteld en de oudste kinderen van [MB] in een pleeggezin zijn geplaatst, nog niet bevestigt dat de verdachte en [medeverdachte] [MB] onder druk hebben gezet om voor hen in de prostitutie te werken of te blijven werken door de voogdij over [J] over te nemen en haar oudste gezin bij een pleeggezin onder te brengen. Het hof heeft ook overigens in het dossier geen bewijs gevonden dat de verklaring van [MB] op dit punt ondersteunt.
Ten aanzien van de financiële gegevens overweegt het hof als volgt.
In het dossier bevindt zich een transferoverzicht van Western Union over de periode van 1 januari 2007 tot en met 15 maart 2013. In die periode heeft [medeverdachte] geen geld gestort of ontvangen van Western Union. Ten aanzien van [MB] vermeldt het overzicht in die periode dat zij tussen 15 juni 2009 en 23 december 2009 zeven keer geld heeft overgemaakt naar [JL] (het hof begrijpt: de vrouw van [medeverdachte] ) in [plaats] met een totaalbedrag van € 528,50. Op 23 maart 2011 heeft [MB] € 150 overgemaakt naar [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) in [plaats] .
[MB] heeft verklaard dat zij zelf weinig stortingen via Western Union deed, omdat [medeverdachte] het geld meteen van haar afpakte en overmaakte met Western Union.
Het hof overweegt dat blijkens de gegevens van Western Union [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 15 maart 2013 geen geld heeft gestort of ontvangen via Western Union. De stortingen die [MB] zelf heeft gedaan, zijn, naar het oordeel van het hof, gelet op de frequentie en de hoogte van de bedragen, niet zodanig dat daaruit kan worden afgeleid dat zij al haar inkomsten uit prostitutie, of een groot deel daarvan, aan de verdachte en/of zijn mededaders heeft afgestaan. Dit geldt temeer nu [medeverdachte] en/of zijn mededaders in die periode de zorg voor het kind/de kinderen van [MB] op zich hadden genomen en de betalingen te maken zouden kunnen hebben met de kosten voor onderhoud van de kinderen.
In het dossier bevinden zich voorts geen gegevens omtrent de financiële situatie van de verdachte, [medeverdachte] en zijn vrouw, behalve een verklaring van de [bank] dat [medeverdachte] daar op 4 april 2006 een hypothecaire lening van HUF 200.000 heeft afgesloten (omgerekend ongeveer € 6.000,-).
Op basis van het bewijs in het dossier, uit van [MB] onafhankelijke bron, heeft het hof dan ook niet kunnen vaststellen dat de verdachte en/of de medeverdachten onverklaarbaar hoge inkomsten of onverklaarbaar dure bezittingen hadden of hebben. De financiële gegevens in het dossier bieden geen ondersteuning voor de verklaring van [MB] dat zij in de ten laste gelegde periode al haar inkomsten uit prostitutiewerk, of een groot deel daarvan, aan de verdachte, [medeverdachte] en zijn vrouw moest afstaan.
Anders dan de advocaat-generaal betrekt het hof de in het dossier opgenomen Facebookgegevens niet bij het bewijs, reeds nu de authenticiteit van de inhoud en de afzenders niet zijn geverifieerd.
Conclusie
Anders dan de advocaat-generaal is het hof op grond van voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat de verklaringen van [MB] op relevante onderdelen, namelijk daar waar het de betrokkenheid van de verdachte bij de seksuele uitbuiting van [MB] betreft, onvoldoende steun vinden in ander (objectief) bewijsmateriaal. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het aan hem onder 1 ten laste gelegde ten aanzien van [MB] .
Nu het hof niet heeft kunnen vaststellen dat er ten aanzien van de verdiensten van [MB] sprake is van uit misdrijf afkomstige geldbedragen, zal het hof de verdachte ook vrijspreken van het aan hem onder 2 ten laste gelegde ten aanzien van de verdiensten van [MB] .
Oordeel van het hof ten aanzien van [RP]
De advocaat-generaal heeft zich onder verwijzing naar de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen op het standpunt gesteld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel van [RP] (hierna: [RP] ) en aan het medeplegen van gewoontewitwassen ten aanzien van de opbrengsten uit prostitutiewerkzaamheden van [RP] . De verklaringen van [RP] , inhoudende – kort weergegeven – dat zij vrijwillig in de prostitutie heeft gewerkt en nimmer daartoe door de verdachte is gedwongen – acht hij ongeloofwaardig.
Ondersteunend bewijs
Op grond van het dossier stelt het hof vast dat [RP] in Nederland en in Zwitserland in de prostitutie heeft gewerkt. Vanaf medio 2010 heeft zij een relatie met de verdachte, met wie zij een kind heeft.
[RP] heeft verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie heeft gewerkt en nimmer daartoe door de verdachte en/of zijn mededaders is gedwongen. Verder heeft zij verklaard dat zij geldbedragen, die zij in de prostitutie verdiende, via Western Union naar de verdachte, zijn moeder en haar eigen moeder heeft gestuurd. Dit geld was bedoeld voor het levensonderhoud van haar gezin en daarnaast werd het voor haar bewaard en kreeg zij het geld bij terugkeer in Hongarije terug.
[IP] (hierna: [IP] ) heeft verklaard dat zij met de verdachte, [FM] en een meisje dat [RP] heette (naar het hof begrijpt bedoelt zij hiermee [RP] ) naar Nederland is gereisd met de auto van de verdachte. [RP] ging met de verdachte naar Nederland om daar te werken. De verdachte huurde een woning van een jongeman. De huur werd betaald door [RP] en [IP] . [RP] gaf het geld dat zij verdiende elke dag af aan de verdachte.
[S] (hierna: [S] ) heeft verklaard dat [RP] twee keer een paar weken bij hem heeft gewoond op het Bijlmerplein in Amsterdam. Soms kwam haar man (het hof begrijpt: de verdachte) mee, maar hij zat alleen maar in de coffeeshop. De verdachte werkte niet. [RP] betaalde huur aan [S] .
[NT] (hierna: [NT] ) heeft verklaard dat [RP] voor de verdachte werkte. Ze heeft verder verklaard dat ze denkt dat [RP] gedwongen werd, omdat [RP] haar geld aan hem gaf als ze thuis kwam. De verdachte belde [RP] vaak, hij vroeg haar hoe lang de klanten bij haar waren geweest en of ze extra geld had gevraagd als de klanten langer waren gebleven en hij verweet het haar als ze niet genoeg verdiende. Op de vraag of zij gezien had of [RP] werd mishandeld, heeft [NT] geantwoord dat zij van [RP] had gehoord dat de verdachte [RP] een por in de rug had gegeven toen zij met de verdachte een winkel bezocht.
Verder blijkt uit de stukken in het dossier dat [RP] in 2011 en 2012 meermalen een kamer heeft gehuurd op de Amsterdamse wallen en in die periode grote geldbedragen via Western Union heeft gestuurd naar de verdachte en diens familie.
Het hof overweegt dat uit voornoemde processtukken blijkt dat [RP] met de verdachte naar Nederland is gereisd om in de prostitutie te werken, dat zij geld aan de verdachte gaf en dat de verdachte niet werkte. Naar het oordeel van het hof is dit evenwel niet voldoende om aan te nemen dat de verdachte dwangmiddelen heeft aangewend ten aanzien van de prostitutiewerkzaamheden van [RP] , dan wel dat de verdachte haar met het oogmerk van uitbuiting geld liet afgeven of van haar aannam.
De enkele verklaring van [NT] dat zij denkt dat [RP] wel werd gedwongen, acht het hof evenmin voldoende, reeds nu [NT] dit kennelijk niet met voldoende mate van zekerheid kan zeggen. Daar komt bij dat [NT] op 9 maart 2012 heeft verklaard dat zij niet wist of [RP] gedwongen in de prostitutie werkte. Het enkele feit dat [RP] haar heeft verteld ooit in een winkel een por van de verdachte te hebben gekregen, is ook niet voldoende om aan te nemen dat de verdachte [RP] door middel van geweld zou hebben gedwongen in de prostitutie te werken en haar verdiensten aan hem af te staan.
Het hof is dan ook van oordeel dat uit de processtukken onvoldoende blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens [RP] .
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte met betrekking tot [RP] onder 1 is ten laste gelegd en zal het de verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [RP] , zal hij ook worden vrijgesproken van het (gewoonte)witwassen van de verdiensten uit de door [RP] verrichte prostitutiewerkzaamheden, zoals ten laste gelegd onder feit 2.

Vordering van de benadeelde partij [MB]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 130.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 98.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde ten aanzien van [MB2] en [IP] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig ten aanzien van de onder 1 en 2 opgenomen zinsnede "en/of een of meer andere vrouwen".
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [MB]
Verklaart de benadeelde partij [MB] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en de verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M.M. van der Nat en mr. S.J. Riem, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2018.
[…]