ECLI:NL:GHAMS:2018:3664

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
23-000699-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van een bestelauto en geldbedrag door verdachte in Enkhuizen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland was veroordeeld voor verduistering. De verdachte had in de periode van 8 tot en met 13 december 2017 een bestelauto en een geldbedrag, toebehorende aan restaurant [naam 1] v.o.f., wederrechtelijk toegeëigend. De verdachte had de auto ter beschikking gekregen om bestellingen te bezorgen, maar heeft deze niet teruggegeven. De verdediging stelde dat de verdachte de auto mocht lenen, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een taakstraf van 20 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, restaurant [naam 1] v.o.f., voor een bedrag van € 263,32, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op straat leeft met zijn honden, en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000699-18
datum uitspraak: 9 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld namens de verdachte tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-252135-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2017 tot en met 13 december 2017 in de gemeente Enkhuizen (NH) en/of (elders) in Nederland opzettelijk een bestelauto (merk Peugeot) en/of een geldbedrag van (ongeveer) vijftig euro, geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [naam 1] vof en/of [naam 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke bestelauto en/of welk geldbedrag aan verdachte ter beschikking werd gesteld om bestellingen/maaltijden te bezorgen en (aldus) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe -naar het hof begrijpt- aangevoerd dat van wederrechtelijke toe-eigening geen sprake is geweest nu de verdachte de auto mocht lenen van aangeefster.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte in de periode van 8 december 2017 tot en met 13 december 2017 een auto, toebehorend aan restaurant [naam 1], onder zich heeft gehad. Het betrof de bedrijfsauto waarmee bestellingen werden bezorgd.
Aangeefster [naam 2] heeft verklaard dat zij de bedrijfsauto, een maaltijd en een portemonnee met wisselgeld aan de verdachte ter beschikking heeft gesteld om daarmee een bestelling te bezorgen. Zij heeft binnen enkele uren nadat verdachte de auto had meegenomen de politie gebeld om aangifte te doen van verduistering. Het feit in aanmerking nemend dat het de bedrijfsauto betrof waarmee bestellingen werden bezorgd, acht het hof de door de verdediging aangevoerde alternatieve verklaring dat zij de auto aan de verdachte zou hebben uitgeleend, volstrekt ongeloofwaardig. Dat sprake zou zijn geweest van een misverstand, zoals de verdachte ter zitting heeft betoogd, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Nu het handelen van de verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zonder meer duidt op verduistering, wordt het verweer verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 december 2017 in de gemeente Enkhuizen opzettelijk een bestelauto en een geldbedrag, toebehorende aan restaurant [naam 1] v.o.f. en/of [naam 2], en welke bestelauto en welk geldbedrag aan verdachte ter beschikking werden gesteld om een bestelling te bezorgen en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
verduistering.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een bestelauto en een geldbedrag verduisterd die hij in verband met bezorgwerkzaamheden bij restaurant [naam 1] onder zich had. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van aangeefster die bereid was hem in dienst te nemen als bezorger. Bovendien heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het gedupeerde restaurant en gezorgd voor overlast en ergernis. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Anderzijds houdt het hof bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. De verdachte leeft met zijn twee honden op straat. Doordat hij de honden, die hem zeer dierbaar zijn, niet wil afstaan, heeft hij moeite om een woning of verblijfplaats te vinden. Mede door zijn financiële situatie bestaat er geen mogelijkheid voor de verdachte om zijn honden ergens op te laten vangen of achter te laten. De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de situatie rond de verdachte buitengewoon lastig en zorgelijk is, dat de verdachte hulp nodig heeft maar dat hij over te weinig probleemoplossend vermogen beschikt om die hulp te aanvaarden. Een geheel voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld een reclasseringstoezicht is in zijn belang. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om de raadsman in zoverre te volgen dat aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast zal de verdachte worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij Restaurant [naam 1] v.o.f.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 610,62. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 263,32. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering toe te wijzen.
De verdediging heeft primair verzocht om afwijzing van de vordering, in verband met de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de schadevergoeding op te leggen tot het bedrag zoals in eerste aanleg door de politierechter toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof begroot deze materiële schade op een bedrag van € 263,32. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij kan aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 263,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over de reinigingskosten ad € 211,57 vanaf 21 december 2017 en te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten van de huurauto ad € 51,75 vanaf 9 december 2017, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich meldt bij de reclassering, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij Restaurant [naam 1] v.o.f.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Restaurant [naam 1] v.o.f. ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 263,32 (tweehonderddrieënzestig euro en tweeëndertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Restaurant [naam 1] v.o.f., ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 263,32 (tweehonderddrieënzestig euro en tweeëndertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:
- 9 december 2017 over een bedrag van € 51,75 ter zake van huurkosten en;
- 21 december 2017 over een bedrag van € 211,57 ter zake van reinigingskosten.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. S.M.M. Bordenga en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2018.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.