ECLI:NL:GHAMS:2018:369

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
23-001070-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verduistering van een huurauto na niet tijdig retourneren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van verduistering van een huurauto, die hij niet op tijd had teruggebracht. De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van een auto die toebehoorde aan een verhuurbedrijf. De verdachte had de auto gehuurd voor de periode van 15 tot 24 februari 2017, maar had deze na de huurperiode niet direct teruggebracht. Medewerkers van het verhuurbedrijf hadden geprobeerd contact met hem op te nemen, maar zonder succes. Uiteindelijk heeft de verdachte de auto op 28 februari 2017 teruggebracht, waarna hij door de politie werd aangehouden.

Het hof oordeelde dat het enkele feit dat de auto niet op tijd was teruggebracht, niet automatisch betekent dat er sprake is van verduistering. Het hof overwoog dat de omstandigheden in deze zaak, zoals de relatief korte periode van niet reageren op oproepen en het feit dat de verdachte de auto op 28 februari 2017 terugbracht, niet voldoende waren om te concluderen dat de verdachte zich de auto opzettelijk wederrechtelijk had toegeëigend. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde verduistering.

Daarnaast werd ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete afgewezen, nu de verdachte werd vrijgesproken van de verduistering. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de beschuldiging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001070-17
datum uitspraak: 29 januari 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-041163-17 en 15-190801-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 24 februari 2017 tot en met 28 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als houder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

De verdachte, zo blijkt uit het dossier, heeft een auto bij [bedrijf] ([bedrijf]) gehuurd voor de periode van 15 tot 24 februari 2017. Na laatstgenoemde datum hebben medewerkers van [bedrijf] tevergeefs getracht de verdachte – zowel telefonisch als per e-mail – te bereiken met het verzoek om de auto te retourneren. Ook is een medewerker bij het woonadres van de verdachte geweest en deze heeft daar de auto zien staan. Op 28 februari 2017 heeft de verdachte zich met de huurauto naar een filiaal van dit bedrijf op Schiphol begeven om de auto terug te brengen en is hij voor de ingang van dat filiaal door de politie aangehouden. Door [bedrijf] is aangifte gedaan van verduistering van de huurauto.
Het hof stelt voorop dat het enkele niet op tijd terugbrengen van een gehuurde auto nog geen verduistering in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht oplevert. Dit kan onder omstandigheden anders zijn. Dergelijke omstandigheden doen zich naar het oordeel van het hof echter in de onderhavige zaak niet voor, gelet op de relatief korte duur waarbinnen de verdachte niet heeft gereageerd op oproepen van de rechthebbende, het feit dat hij de huurauto op 28 februari 2017 kwam retourneren en omdat niet is gebleken dat de verdachte de verschuldigde huurpenningen niet heeft voldaan. Het hof is daarom van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich de door hem gehuurde auto opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend, zodat hij van de tenlastegelegde verduistering moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2016 opgelegde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 300,- met aftrek van voorarrest, subsidiair 6 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 1 maart 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2016, parketnummer 15-190801-16, voorwaardelijk opgelegde geldboete ter hoogte van €300,- met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, subsidiair 6 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. C.N. Dalebout en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 januari 2018.
[…]