ECLI:NL:GHAMS:2018:370

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
23-001140-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen winkeldiefstal na onvoldoende bewijs van medeplichtigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van winkeldiefstal, waarbij hij samen met anderen op 22 december 2016 in Haarlem een bos bloemen, wraps en flesjes bier zou hebben gestolen uit een Albert Heijn winkel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 januari 2018 heeft het hof het dossier bestudeerd en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de wraps en flesjes bier, aangezien niet kon worden vastgesteld dat de verdachte een wegnemingshandeling had verricht. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van deze beschuldiging.

Wat betreft de bos bloemen kwam het hof tot de conclusie dat het ten laste gelegde 'medeplegen' niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De bijdrage van de verdachte aan de diefstal was niet van voldoende gewicht en zijn handelen, dat bestond uit het helpen over een hekje tillen van de gestolen waar, werd meer in verband gebracht met medeplichtigheid dan met medeplegen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, nu de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001140-17
datum uitspraak: 29 januari 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 maart 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-265097-16 en 15-810218-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 22 december 2016 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een winkelbedrijf gelegen aan het [adres 2], heeft weggenomen een bos bloemen en/of één of meer wraps en/of één of meer flesjes bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Ten aanzien van de wraps en flesjes bier
Blijkens de aangifte is een winkelmedewerker van Albert Heijn aangesproken door iemand die gezien had dat twee mannen bij de koeling stonden en aldaar eten hadden weggenomen. Naar het oordeel van het hof is op grond van het dossier onvoldoende vast komen te staan dat de later aangehouden personen, waaronder de verdachte, bier en wraps hebben weggenomen, in aanmerking genomen dat niet is waargenomen dat de verdachte een wegnemingshandeling heeft verricht. Het hof acht de ten laste gelegde diefstal van de wraps en flesjes bier niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de bos bloemen
Met de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat ten aanzien van de diefstal van de bos bloemen, het ten laste gelegde “medeplegen” niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Niet kan worden vastgesteld dat de bijdrage van de verdachte aan de diefstal van voldoende gewicht is geweest en zijn handelen – het na de diefstal behulpzaam zijn met het over een hekje tillen van de gestolen waar – pleegt veeleer met medeplichtigheid in verband te worden gebracht. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 28 februari 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2016, parketnummer 15-810218-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van een week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. C.N. Dalebout en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 januari 2018.
[…]