ECLI:NL:GHAMS:2018:371

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
23-003342-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van verdachte in gewapende overval op Aldi

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van twee ten laste gelegde feiten, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld, enkel gericht tegen de vrijspraak van feit 1, een gewapende overval op een Aldi-filiaal in Zuid-Scharwoude op 7 december 2011. Tijdens de overval, die omstreeks 20:00 uur plaatsvond, zijn de medewerksters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen en een mes gedwongen om geld uit de kluis te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, de overval heeft gepleegd, waarbij gebruik is gemaakt van geweld en bedreiging. Het hof heeft de betrokkenheid van de verdachte bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen, DNA-materiaal en telefoonverkeergegevens. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003342-15
datum uitspraak: 16 januari 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-700318-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Omvang van het geding

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland bij het hiervoor vermelde vonnis van 30 juli 2015 vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door het openbaar ministerie blijkens de akte rechtsmiddel beperkt ingesteld, te weten slechts gericht tegen de beslissing ten aanzien van feit 1.
Derhalve is in hoger beroep niet aan de orde de beslissing van de rechtbank tot vrijspraak van feit 2.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2016, 16 januari 2017, 19 december 2017 en 9 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 07 december 2011 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit een filiaal van Aldi (gelegen aan de [adres], aldaar) Euro 3611,45, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Aldi [filiaal]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
* toen die [slachtoffer 1] genoemd filiaal na de laatste klant geheel wilde afsluiten - met een bivakmuts op naar de (toegangs)deur van dat filiaal is/zijn gegaan en/of met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het raam van die deur heeft/hebben getikt en/of (vervolgens) dat pistool/voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) heeft/hebben gezegd de deur te openen en/of
* toen die [slachtoffer 1] voor hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) die deur had geopend - die [slachtoffer 1] onder bedreiging van dat pistool/voorwerp heeft/hebben gezegd op de grond te gaan liggen en/of
* heeft/hebben geschreeuwd "Geld, geld, waar is de kluis", althans woorden van soorgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
* dat pistool/voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 2] en/of
* (vervolgens) met dat pistool/voorwerp heeft/hebben geschoten naar en/of in de richting van een kassaband en/of
* onder bedreiging van dat pistool/voorwerp en/of een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp met die [slachtoffer 2] naar de kantoorruimte van dat filiaal is/zijn gegaan en/of die [slachtoffer 2] (vervolgens) heeft/hebben gedwongen de kluis te openen en/of
* toen verdachte en/of zijn mededader(s) geld uit die kluis had(den) gehaald - onder bedreiging van dat pistool/voorwerp tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd ook in die kantoorruimte te gaan staan en/of
* toen die [slachtoffer 1] naar die kantoorruimte liep - (met dat pistool/voorwerp) die [slachtoffer 1] tegen het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen/getikt en/of
* (vervolgens) (meerdere malen) heeft/hebben geroepen "We willen meer geld, anders gaan we schieten", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
* heeft / hebben gezegd dat de deur open moest (waarna die [slachtoffer 1] die toegangsdeur voor hem, verdachte en/of zijn mededader[s] heeft geopend).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging naar aanleiding van een verweer

Op 7 december 2011 omstreeks 20:00 uur is een gewapende overval gepleegd op de Aldi in Zuid-Scharwoude door twee personen die bivakmutsen droegen. Kort na de overval zijn de daders gevlucht op een scooter, waarbij een van hen een bivakmuts verloor. In de nabije omgeving is aan de Langebalkweg te Zuid-Scharwoude in het kanaal onder de Balkbrug, een plek die verenigbaar is met de door de daders gekozen vluchtroute, een zogenaamde Zip-scooter aangetroffen. Op de verloren bivakmuts is DNA-materiaal aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte 1]. Mede op grond daarvan acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de medeverdachte [medeverdachte 1] een van de overvallers was van de Aldi in Zuid-Scharwoude op 7 december 2011.
Naar aanleiding van die overval heeft de politie onder meer onderzoek verricht naar telefoonverkeergegevens op de avond van de overval.
Telefoonnummers
Onderzoeksgegevens uit de onderzoeken 10Ruiten en 10Amerika, die naar aanleiding van een overval op een juwelier in Noord-Scharwoude respectievelijk een overval op winkelbedrijf Scapino op 7 maart 2012 werden verricht, hebben aangetoond dat de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] ten tijde van de overval in gebruik waren bij de verdachte respectievelijk de medeverdachte [medeverdachte 1]. [1]
Telefonische contacten op de avond van de overval
Blijkens een aanvullend onderzoek naar de verkeergegevens van voormelde telefoonnummers, hebben de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] kort voor de overval op 7 december 2011 meermalen telefonisch contact met elkaar gehad. Dit gebeurde omstreeks 17:06 uur, 19:03 uur, 19:04 uur en 19:07 uur. [2] Daarnaast hebben zij kort voor en kort na de overval beiden meermalen telefonisch contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 3], dat vermoedelijk in gebruik was bij [getuige 1]. [3] Het laatste contact tussen de verdachte en [getuige 1] was omstreeks 19:46 uur, net voor de overval. Tijdens de overval heeft er geen telefonisch contact plaatsgevonden met het telefoonnummer van de verdachte. Pas na de overval, omstreeks 20:13 uur, is er met het telefoonnummer van de verdachte weer telefonisch contact gemaakt en dat contact was wederom met [getuige 1].
Zendmastgegevens
Uit een aanvullend onderzoek naar de historische verkeersgegevens is gebleken dat de telefoon van de verdachte op de avond van de overval tussen 19.07 uur en 20.32 uur meermalen gebruik heeft gemaakt van de zendmast T-Mobile 1398U aan de Kroosakker in Noord-Scharwoude, een zendmast die het gebied van de overval dekt. [4] De tijdstippen waarop gebruik is gemaakt van deze zendmast komen overeen met de tijdstippen waarop de verdachte telefonisch contact heeft gehad met [getuige 1]. Rond 20.34 uur heeft de door [verdachte] gebruikte telefoon voorts enkele keren gebruik gemaakt van een zendmast waarvan de hoek binnen het gebied valt waarbinnen de hiervoor bedoelde scooter is aangetroffen. [5]
Getuigenverklaring [getuige 2]
De betrokkenheid van de verdachte bij de overval op de Aldi op 7 december 2011 vindt steun in de getuigenverklaring van [getuige 2]. Deze heeft bij de politie verklaard dat hij van [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte), waarmee hij eerder de Scapino had overvallen, had gehoord dat laatstgenoemde samen met een paar anderen betrokken was bij de overval op de Aldi en dat daarbij gebruik was gemaakt van een grijze “Zip” die nadien ergens in het water onder een brug was achtergelaten. [6]
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de verklaringen van getuige [getuige 2] betrouwbaar zijn, zodat deze in aanmerking worden genomen bij de bewijsbeslissing. De door deze getuige afgelegde verklaringen zijn op wezenlijke onderdelen consistent met betrekking tot zijn wetenschap over de overval op Aldi. Ook overigens zijn er geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat deze getuige, die ten aanzien van andere feiten ook zichzelf heeft belast, in strijd met de waarheid heeft verklaard. Dat getuige [medeverdachte 1] de verklaringen van [getuige 2] niet bevestigt, legt daar tegenover onvoldoende gewicht in de schaal.
Conclusie
Uit het voorgaande, bezien in samenhang met de overige te bezigen bewijsmiddelen, leidt het hof af dat de verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte de overval op de Aldi heeft gepleegd.
In het vorenoverwogene ligt tevens de verwerping van het verweer van de raadsman van de verdachte, inhoudende dat de zendmast- en verkeergegevens niet redengevend zijn en niet als bewijs kunnen dienen voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval op de Aldi, besloten. Dat de telefoon van de verdachte de bewuste zendmast ook op andere momenten heeft aangestraald omdat deze in de omgeving waar de verdachte destijds woonde is geplaatst, maakt het voorgaande niet anders. Het hof kent immers niet alleen betekenis toe aan de plaats van bedoelde zendmast (in de nabije omgeving van de plaats delict) maar met name aan de tijdstippen waarop deze contacten hebben plaatsgevonden, het feit dat er gedurende de overval juist géén gebruik is gemaakt van de telefoon en aan de contacten die er met de medeverdachte en [getuige 1] rond het tijdstip van de overval zijn geweest.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 7 december 2011 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een filiaal van Aldi gelegen aan de [adres], aldaar, euro 3611,45, toebehorende aan Aldi [filiaal]., welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader
* toen die [slachtoffer 1] genoemd filiaal na de laatste klant geheel wilde afsluiten - met een bivakmuts op naar de toegangsdeur van dat filiaal zijn gegaan en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het raam van die deur hebben getikt en vervolgens dat voorwerp hebben gericht op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] vervolgens hebben gezegd de deur te openen en
* toen die [slachtoffer 1] voor hem, verdachte, en zijn mededader die deur had geopend - die [slachtoffer 1] onder bedreiging van dat voorwerp hebben gezegd op de grond te gaan liggen en
* hebben geschreeuwd "Geld, geld, waar is de kluis", en
* dat voorwerp hebben gericht op die [slachtoffer 2] en
* vervolgens met dat voorwerp hebben geschoten in de richting van een kassaband en
* onder bedreiging van een mes met die [slachtoffer 2] naar de kantoorruimte van dat filiaal zijn gegaan en die [slachtoffer 2] vervolgens hebben gedwongen de kluis te openen en
* toen verdachte en zijn mededader geld uit die kluis hadden gehaald - onder bedreiging van dat voorwerp tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd ook in die kantoorruimte te gaan staan en
* toen die [slachtoffer 1] naar die kantoorruimte liep - met dat voorwerp die [slachtoffer 1] tegen het achterhoofd hebben getikt en
* vervolgens meerdere malen hebben geroepen "We willen meer geld, anders gaan we schieten"
* hebben gezegd dat de deur open moest waarna die [slachtoffer 1] die toegangsdeur voor hem, verdachte en zijn mededader heeft geopend.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregelen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt. Bij het afsluiten van de ingang van de supermarkt door medewerkster [slachtoffer 1] hebben de verdachte en zijn mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de medewerkster gericht en haar gedwongen de ingang te openen, waarna zij onder bedreiging van dat wapen op de grond moest liggen. Bij de binnenkomst heeft de verdachte of zijn mededader geschreeuwd “geld, geld, waar is de kluis”, is het wapen op medewerkster [slachtoffer 2] gericht en is er een schot gelost. De medewerksters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden vervolgens onder bedreiging van het wapen en een mes gedwongen de mannen naar de kluis in het kantoor van de Aldi te brengen en deze te openen, waarna de overvallers het geld uit de kluis in een tas hebben weggenomen en zijn gevlucht.
De verdachte en diens medeverdachte hebben zich door zo te handelen niet alleen geld toegeëigend van de supermarkt waarop zij geen recht hadden maar ook een zeer angstige en intimiderende situatie geschapen voor de tegen sluitingstijd nog aanwezige medewerksters van de supermarkt die daar waren voor hun werk. Het is van algemene bekendheid dat dergelijke feiten voor de slachtoffers vaak langere tijd psychische en andere nadelige gevolgen hebben. Het gebeurde moet voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bijzonder traumatiserend zijn geweest, hetgeen ook steun vindt in de inhoud van bij de vorderingen tot schadevergoeding behorende stukken. De verdachte en zijn mededader hebben kennelijk geen enkel oog gehad voor de mogelijke gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers. Voorts versterkt een feit als dit gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De verdachte en zijn mededader hebben het belang van personen om verschoond te blijven van dergelijk gewelddadig gedrag kennelijk volkomen ondergeschikt gemaakt aan hun eigen zucht naar geldelijk gewin. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan en het is daarom, anders dan de raadsman, en meer nog dan de advocaat-generaal van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Anderzijds houdt het hof in strafmatigende zin bij de strafoplegging rekening met de ouderdom van het feit, de werking van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit, die gelet op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 december 2017 ten tijde van het plegen van het feit een zogeheten
first offenderwas.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden passend en geboden.
Overschrijding redelijke termijn
Het hof heeft bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf tot slot rekening gehouden met het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Daarbij heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn in hoger beroep met een aantal maanden, doch minder dan 6 maanden, is overschreden. Naar het oordeel van het hof is er in casu geen sprake van bijzondere omstandigheden, die de onredelijkheid van die overschrijding wegnemen, zodat het hof één en ander zal compenseren door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
Het hof zal de duur van de op te leggen gevangenisstraf daarom matigen en in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden, een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig (28) maanden, met aftrek van voorarrest, opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.605,86. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is niet inhoudelijk betwist namens de verdachte. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is niet inhoudelijk betwist namens de verdachte. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij Aldi [filiaal].

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.611,45. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Daarom ligt de vordering in de onderhavige zaak niet voor ter beoordeling van het hof.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.605,86 (tweeduizend zeshonderdvijf euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 605,86 (zeshonderdvijf euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.605,86 (tweeduizend zeshonderdvijf euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 605,86 (zeshonderdvijf euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
36 (zesendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
7 december 2011.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 december 2011.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. F.M.D. Aardema en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 januari 2018.
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde dossierpagina 175 e.v.
2.Zie noot 1, doorgenummerde dossierpagina 175.
3.Zie noot 1, , doorgenummerde dossierpagina 178; Proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde dossierpagina 203.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2].
5.Proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], dossierpagina 173.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige van 13 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], doorgenummerde dossierpagina 313.