In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland. De vrouw heeft in hoger beroep gegriefd tegen de feitelijke onttrekking van haar kinderen aan haar gezag door de man, die hen zonder overleg naar Egypte heeft gebracht. De vrouw heeft de man aangeklaagd om de kinderen terug te krijgen, en het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. De vrouw heeft in haar hoger beroep negen grieven geformuleerd, terwijl de man in incidenteel hoger beroep twee grieven heeft ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw sinds maart 2018 de zorg voor [kind c] heeft, maar dat er geen sprake meer is van een feitelijke onttrekking aan haar gezag op het moment van de beoordeling. Het hof heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten tussen partijen zijn gecompenseerd. De beslissing van het hof is op 9 oktober 2018 openbaar uitgesproken.