ECLI:NL:GHAMS:2018:3825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
23-000337-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring bedreiging, vernielen, mishandeling, belediging en wederspannigheid met contact- en locatieverbod opgelegd aan verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, vernieling, mishandeling, belediging en wederspannigheid. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreigingen aan het adres van zijn zussen en politieambtenaren, het vernielen van eigendommen, en het beledigen van ambtenaren in functie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging heeft genomen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod ten aanzien van zijn zussen. Het hof heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd aan zowel de slachtoffers als de politieambtenaren die door de verdachte zijn beledigd en bedreigd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gedragingen van de verdachte en de noodzaak om de slachtoffers te beschermen tegen verdere schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000337-18
datum uitspraak: 19 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701035-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 04 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], een of meermalen, dreigend de woorden toe te voegen "als ik er achter kom dat jullie die foto's hebben, dan rijd ik over je heen" en/of "dan hak ik je benen eraf" en/of "ik ga je vermoorden" en/of "dan gaan jullie eraan", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking; en/of hij op of omstreeks 06 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3], (inspecteur en/of brigadier en/of hoofdagent(en) van de nationale politie, eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3], een of meermalen, dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je doodmaken" en/of "Ik ga je vermoorden" en/of "ik maak je af, motoragent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij in/op of de periode van 04 januari 2018 tot en met 06 januari 2018, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, (een deel van) (een inventaris en/of) een (slaap)kamer en/of een (toegangs)deur (van perceel [adres 2]) en/of een (1) (cel/dagverblijf) deur (van cel/dagverblijf 008), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de nationale politie, eenheid Amsterdam en/of [verbalisant 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar;
3:
hij op of omstreeks 04 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door toen en daar, een of meermalen (met kracht), een (toegangs)deur, in en/of open te trappen en/of te schoppen, althans te forceren, ((dicht)waarachter voornoemde [slachtoffer 1] zich bevond), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] voornoemde (toegangs)deur, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, kreeg en/of letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4:
hij op of omstreeks 05 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk, een of meer, ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 5], (inspecteur en/of brigadier en/of hoofdagent(en) en/of aspirant van de nationale politie, eenheid Amsterdam) gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hunner bediening, te weten (in uniform gekleed en) met (motor- en/of fiets) surveillance en/of noodhulpdienst belast, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door, een of meer, feitelijkheden, heeft beledigd, door genoemde [verbalisant 1], een of meermalen, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te spugen en/of door, een of meermalen, hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "kankerlijer(s)" en/of "kankerflikkers" en/of "Ik neuk je/jullie moeder en je zus" en/of "motoragent, ik neuk je moeder", althans (telkens) een of meer feitelijkheden en/of woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5:
hij op of omstreeks 06 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer (politie) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 5],(brigadier en/of hoofdagent(en) en/of aspirant van de nationale politie, eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hunner bediening, te weten, (in uniform gekleed en) met motor- en/of fietssurveillance en/of noodhulpdienst belast, door toen en daar, toen voormelde politieambtena(a)r(en), hem, verdachte, had(den) aangehouden en/of had(den) (vast)gepakt en/of vasthield(en), een of meermalen (met kracht), (met) zijn, verdachte's, arm(en), heeft geprobeerd (zich) los te rukken en/of los te trekken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring, strafoplegging en motivering daarvan.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde overweegt het hof dat de verdachte tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van letsel en pijn bij [slachtoffer 1] omdat hij de deur open trapte terwijl aangeefster aan de andere kant van de deur tegen hem praatte en op het moment dat zij probeerde een foto onder de deur door te schuiven.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op of omstreeks 04 januari 2018 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen “Als ik er achter kom dat jullie die foto’s hebben, dan rijd ik over je heen” en/of "dan hak ik je benen eraf" en/of "ik ga je vermoorden"
en
hij op 06 januari 2018 te Amsterdam [verbalisant 1] en [verbalisant 3], (brigadier en hoofdagent van de nationale politie, eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] en [verbalisant 3], dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je doodmaken" en/of "Ik ga je vermoorden" en/of "Ik maak je af, motoragent".
2:
hij in de periode van 04 januari 2018 tot en met 06 januari 2018, te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk, een deel van de inventaris van een slaapkamer en een deur van perceel [adres 2] en een celdeur van cel 008, geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] of de nationale politie, eenheid Amsterdam heeft vernield of onbruikbaar gemaakt.
3:
hij op 04 januari 2018 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht een toegangsdeur open te trappen waarachter voornoemde [slachtoffer 1] zich bevond, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] voornoemde toegangsdeur tegen het hoofd kreeg en letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
4:
hij op 05 januari 2018 te Amsterdam opzettelijk meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 5], brigadier en hoofdagent en aspirant van de nationale politie, eenheid Amsterdam gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten in uniform gekleed en met motor- en fietssurveillance en noodhulpdienst belast, in hun tegenwoordigheid mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door genoemde [verbalisant 1] in het gezicht te spugen en door hun de woorden toe te voegen: "kankerlijers" en "kankerflikkers" en "Ik neuk je/jullie moeder en je zus".
5:
hij op 06 januari 2018 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen meer politieambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 5], brigadier en hoofdagent en aspirant van de nationale politie, eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten, in uniform gekleed en met motor- en fietssurveillance en noodhulpdienst belast, door toen voormelde politieambtenaren hem, verdachte, hadden aangehouden en hadden vastgepakt, eenmaal met kracht heeft geprobeerd zijn arm los te trekken.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg aan de verdachte onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de politierechter als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte gedurende twee jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn zussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat de verdachte zich gedurende twee jaren niet zal bevinden in en om de woning van voornoemde zussen aan de Marnixstraat te Amsterdam.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich in een zeer kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten, waarvan een aantal meermalen gepleegd. De verdachte heeft een van zijn zussen bedreigd, mishandeld en haar kamer vernield. Zij heeft hierdoor pijn ondervonden, letsel bekomen en door zijn handelen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij haar veroorzaakt. De verdachte heeft tevens zijn andere zus bedreigd. Voorts heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag door politieambtenaren te beledigen en te bedreigen, zich te verzetten tijdens zijn aanhouding en vervolgens, eenmaal gedetineerd, een celdeur te vernielen. Dergelijk gedrag is ernstig, niet alleen omdat hiermee het werk van de politie wordt bemoeilijkt, maar ook omdat de betreffende ambtenaren erdoor in hun gezag worden aangetast. Ten slotte is de verdachte blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2018 eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van belediging en geweldsdelicten, zij het langer geleden. Dit weegt het hof in enige mate ten nadele van de verdachte mee.
Namens en door de verdachte is bepleit geen locatieverbod op te leggen, omdat het voor de verdachte daardoor ook lastig is zijn ouders te bezoeken, die evenals zijn zussen woonachtig zijn op de locatie waar het verbod op ziet. De verdachte wil met name ook zorg kunnen bieden aan zijn moeder die met gezondheidsproblemen kampt. De verdachte heeft aangegeven geen problemen te hebben met voortzetting van het contactverbod.
Het hof heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 3 oktober 2018 van GGZ Inforsa Amsterdam, opgemaakt door reclasseringswerker [naam], en hetgeen hij ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. De reclassering acht oplegging van bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd nu de verdachte zelf stelt geen problemen te hebben noch behoefte te hebben aan enige vorm van hulp terwijl eerder opgelegde drangkaders niet hebben geleid tot doorbreking van de problematische levensstijl van de verdachte.
De verdachte heeft zich tot nu toe kennelijk gehouden aan het aan hem bij vonnis opgelegde contact- en locatieverbod. Anders dan de reclassering acht het hof, nu een succesvolle aanpak van de complexe problematiek van de verdachte (o.a. agressie-regulatie stoornis, softdrugsgebruik en zorgmijdend gedrag) is uitgebleven, voortzetting van deze maatregelen noodzakelijk om de veiligheid van zijn zussen te waarborgen en de verdachte ervan te weerhouden zich gedurende die periode opnieuw aan soortgelijke handelingen schuldig te maken. Ter beveiliging van voornoemde personen zal het hof (daarom) (opnieuw) aan de verdachte bijzondere voorwaarden in de vorm van een contactverbod en een locatieverbod opleggen. Het hof is van oordeel dat ten aanzien van het locatieverbod met een periode van één jaar kan worden volstaan, mede gelet op de duur van de reeds onverplicht ondergane vrijheidsbeperkende maatregelen en het belang van de verdachte om op den duur zijn ouders ook weer thuis te kunnen bezoeken.
Ten aanzien van het contactverbod – dat door het hof (opnieuw) zal worden opgelegd, voor de duur van twee jaren – overweegt het hof dat het aan de verdachte zelf is om, wanneer het locatieverbod na één jaar niet langer van toepassing is, voorafgaand aan elk bezoek aan zijn ouders overleg te hebben teneinde te bewerkstelligen dat de voorwaarde van het contactverbod met zijn zussen wordt nageleefd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep toegelicht dat zij door hetgeen is voorgevallen veel schade heeft geleden en zich niet meer veilig voelt om de straat op te gaan.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd conform de beslissing van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet gemotiveerd betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Daarbij neemt het hof de ernst van de bedreiging en de omstandigheden waaronder die heeft plaatsgevonden in aanmerking. Het hof is van oordeel dat de verdachte tot vergoeding van die schade gehouden is zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] (gemachtigde: [gemachtigde] namens Nationale Politie Eenheid Amsterdam VGW/IPS)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd conform de beslissing van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet gemotiveerd betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 4, 5 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat de verdachte tot vergoeding van die schade gehouden is zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2] (gemachtigde: [gemachtigde] namens Nationale Politie Eenheid Amsterdam VGW/IPS)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd conform de beslissing van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat de verdachte tot vergoeding van die schade gehouden is zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180, 266, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende het eerste jaar van de proeftijd verboden is zich te bevinden binnen een straal van 250 meter rondom de woning aan de [adres 2], provincie Noord-Holland.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is – direct of indirect – contact op te nemen, zoeken of hebben met zijn zusters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij H. Oulad M'hand ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd H. Oulad M'hand, ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 400,00 (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 januari 2018.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 1] ter zake van het onder 1, 4, 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 1], ter zake van het onder 1, 4, 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 januari 2018.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 2] ter zake van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 2], ter zake van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 januari 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 oktober 2018.
[…]