ECLI:NL:GHAMS:2018:3844

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
23-000860-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en drugshandel met betrekking tot drie vrouwen, inclusief mishandeling en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van mensenhandel ten aanzien van drie vrouwen, waarbij gebruik werd gemaakt van de loverboy-methode. De vrouwen werden naar België overgebracht met het oogmerk van uitbuiting. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van handel en bezit van cocaïne, mishandeling en vernieling. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar het hof heeft de verdachte in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, waarbij hij de vrouwen heeft geworven, vervoerd en gedwongen tot prostitutie. De verdachte heeft ook geweld gebruikt tegen de vrouwen en hen financieel benadeeld door zich de opbrengsten van hun werkzaamheden toe te eigenen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de dagvaarding nietig verklaard voor bepaalde onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de overige aanklachten, waaronder de handel in verdovende middelen en mishandeling. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000860-16
datum uitspraak: 8 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-657296-11 (zaak A), 13-670643-11 (zaak B) en 13-689318-14 (zaak C) tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 13-689318-14 (zaak C) onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18, 21 en 24 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank op 10 september 2015 toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Zaak A (parketnummer 13-657296-11):1:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 9 maart 2012 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) [S.C.] ,
(telkens) door dwang en/of geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of andere feitelijkheid en/of misleiding en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van één of meer personen te verkrijgen die zeggenschap over die [S.C.] had(den),
- ( telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [S.C.]
(artikel 273f, lid 1 sub 1)
en/of
- die [S.C.] heeft aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk die [S.C.] in een ander land (te weten in België) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
(artikel 273f, lid 1 sub 3)
en/of
- die [S.C.] (telkens) met één van de onder lid 1, sub 1 van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden) dan wel onder één of meer van de onder lid 1, sub 1 van voornoemd artikel genoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [S.C.] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(artikel 273f, lid 1 sub 4)
en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [S.C.]
(artikel 273f, lid 1 sub 6)
en/of
- die [S.C.] (telkens) met één van de onder lid 1, sub 1 van voornoemd artikel genoemde middelen, heeft gedwongen en/of bewogen hem en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
(artikel 273f lid 1 sub 9),
immers heeft/is hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met één of meer van zijn mededader(s)
- met voornoemde [S.C.] een intieme relatie is aangegaan en/of voornoemde [S.C.] misleid door te doen alsof hij een intieme relatie met haar had en/of
- met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte, die [S.C.] gevraagd en/of ertoe aangezet en/of gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [S.C.] verteld/beloofd dat hij, verdachte en/of voornoemde [S.C.] , van het door voornoemde [S.C.] verdiende geld naar de Antillen zouden gaan en/of van het door [S.C.] verdiende geld een huis op de Antillen zouden kopen en/of een café zouden kopen in welk café voornoemde [S.C.] zou kunnen werken en/of
- zorg gedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutie - en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van de verdiensten van die [S.C.] en/of
- voornoemde [S.C.] in het gezicht en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- die [S.C.] in een auto vervoerd naar België (met als doel dat die [S.C.] aldaar werkzaamheden als prostituee zou gaan verrichten) en/of
- het door die [S.C.] (met werkzaamheden) verdiende geld afgenomen en/of die [S.C.] gedwongen en/of bewogen haar verdiensten aan hem, verdachte, af te staan;
2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 9 maart 2012 te Amsterdam en/of Zaandam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) [S.L.] ,
(telkens) door dwang en/of geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of andere feitelijkheid en/of misleiding en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van één of meer personen te verkrijgen die zeggenschap over die [S.L.] had(den),
- ( telkens) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [S.L.]
(artikel 273f, lid 1 sub 1)
en/of
- die [S.L.] (telkens) met één van de onder lid 1, sub 1 van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden) dan wel onder één of meer van de onder lid 1, sub 1 van voornoemd artikel genoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [S.L.] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(artikel 273f lid 1 sub 4)
en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [S.L.]
(artikel 273f lid 1 sub 6)
en/of
- die [S.L.] (telkens) met één van de onder lid 1, sub 1 van voornoemd artikel genoemde middelen, heeft gedwongen en/of bewogen hem en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
(artikel 273f lid 1 sub 9),
immers heeft/is hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met één of meer van zijn mededader(s)
- met voornoemde [S.L.] een intieme relatie aangegaan en/of voornoemde [S.L.] voorgehouden/beloofd dat zij ( [S.L.] ) zijn, verdachtes, vrouw zou worden en/of
- met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte, die [S.L.] gevraagd en/of ertoe aangezet en/of gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- voornoemde [S.L.] één of meermalen gevraagd en/of voorgesteld dat die [S.L.] in de prostitutie zou gaan werken en/of
- voornoemde [S.L.] verteld/beloofd dat hij, verdachte, met haar in België zou gaan wonen (van het door die [S.L.] in de prostitutie verdiende geld) en/of voornoemde [S.L.] verteld/beloofd dat hij, verdachte, het door die [S.L.] verdiende geld zou sparen en/of apart zou leggen om daarvan samen een toekomst op te bouwen en/of
- een woning geregeld in Zaandam alwaar voornoemde [S.L.] als prostituee moest werken en/of alwaar voornoemde [S.L.] haar klanten (prostituanten) moest/heeft ontvangen en/of
- zorg gedragen voor de aanvoer van klanten (prostituanten) voor/van voornoemde [S.L.] en/of
- zorg gedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutie - en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van de verdiensten van die [S.L.] en/of
- het door die [S.L.] (met werkzaamheden) verdiende geld afgenomen en/of die [S.L.] gedwongen en/of bewogen haar verdiensten aan hem, verdachte, af te staan en/of
- de keel van voornoemde [S.L.] één of meermalen dichtgeknepen en/of dichtgedrukt (gehouden);
3:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 te Amsterdam en/of elders in Nederland [S.B.] ,
(telkens) door dwang en/of geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of andere feitelijkheid en/of misleiding en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van één of meer personen te verkrijgen die zeggenschap over die [S.B.] had,
- ( telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [S.B.]
(artikel 273f, lid 1 sub 1)
en/of
- die [S.B.] (telkens) met één van de onder lid 1, sub 1 van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden) dan wel onder één of meer van de onder lid 1, sub 1 van voornoemd artikel genoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [S.B.] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(artikel 273f lid 1 sub 4)
en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [S.B.]
(artikel 273f lid 1 sub 6)
en/of
- die [S.B.] (telkens) met één van de onder lid 1, sub 1 van voornoemd artikel genoemde middelen, heeft gedwongen en/of bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
(artikel 273f lid 1 sub 9),
immers heeft/is hij, verdachte
- met voornoemde [S.B.] een intieme relatie aangegaan en/of bij voornoemde [S.B.] vertrouwen opgewekt en/of
- met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte, die [S.B.] gevraagd en/of ertoe aangezet en/of gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- voornoemde [S.B.] voorgehouden dat hij, verdachte, geld nodig had en/of
- voornoemde [S.B.] één of meermalen gevraagd en/of voorgesteld dat die [S.B.] in de prostitutie zou gaan werken en/of
- voornoemde [S.B.] één of meermalen geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- zorg gedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutie - en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van de verdiensten van die [S.B.] en/of
- het door voornoemde [S.B.] (met werkzaamheden) verdiende geld heeft afgenomen en/of die [S.B.] bewogen haar verdiensten aan hem, verdachte, af te staan en/of
- zorggedragen voor de afspraken met klanten (prostituanten) voor die [S.B.] en/of
- voornoemde [S.B.] vervoerd/gebracht naar en/of afgezet bij klanten (prostituanten);
4:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2011 tot en met 9 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan: onder meer [G.M.V.] en/of [A.B.] en/of [B.I.B.] en/of [J.B.] en/of [D.K.] en/of [E.G.H.] en/of [M.M.L.] ) en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5:
hij op of omstreeks 09 maart 2012 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Zaak B (parketnummer 13-670643-11):1:
hij op of omstreeks 08 juli 2011 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een (auto)raam/ruit (van een personenauto merk Fiat, type Punto, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [S.B.] en/of [G.C.V.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (met kracht) aan voornoemd(e) raam/ruit te trekken en/of rukken;
2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 april 2011 tot en met 8 juli 2011 te Amsterdam (telkens) opzettelijk mishandelend [S.B.]
- één of meermalen (met kracht) met de vuist en/of de vlakke hand op/tegen het hoofd en/of op/tegen de wang en/of in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- één of meermalen tegen het (boven)been heeft geschopt en/of getrapt en/of
- één of meermalen (met kracht) met de vuist en/of de vlakke hand in/tegen het gezicht en/of op/tegen de lip heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [S.B.] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Zaak C (parketnummer 13-689318-14):1:
hij op of omstreeks 24 januari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 0,24 gram cocaïne (itemnummer 4690355), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2 ( gevoegde zaak met parketnummer 13-684956-14):
hij op of omstreeks 31 oktober 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 13, althans een of meer bol(letjes) crack en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende crack en/of cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Geldigheid van de dagvaarding

Het in zaak A tenlastegelegde ‘voordeel trekken’
Aan de verdachte is onder meer tenlastegelegd dat hij (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [S.C.] (zaak A1 onder het als vierde cumulatief/alternatief tenlastegelegde), [S.L.] (zaak A2 onder het als derde cumulatief/alternatief tenlastegelegde) en [S.B.] (zaak A3 onder het als derde cumulatief/alternatief tenlastegelegde) als bedoeld in artikel 273f , eerste lid sub 6 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Deze onderdelen van de tenlastelegging zijn in de tenlastelegging niet verder uitgewerkt, meer in het bijzonder is niet in de tenlastelegging opgenomen waaruit of waarin het ‘voordeel’ voor de verdachte feitelijk heeft bestaan.
Het hof is van oordeel dat voor zover aan de verdachte ten laste is gelegd dat hij ‘voordeel’ heeft getrokken uit de uitbuiting van [S.C.] , [S.L.] en [S.B.] de tenlastelegging te weinig specifiek en onduidelijk is, nu een feitelijke uitwerking van het tenlastegelegde ‘voordeel trekken’ ontbreekt. Immers, onder het begrip ‘voordeel trekken’ kunnen tal van feitelijke handelingen van uiteenlopend karakter worden gebracht. Er kan sprake zijn van ‘voordeel trekken’ bij het genieten van geldelijk voordeel of stoffelijk voordeel, maar ‘voordeel trekken’ kan ook bestaan uit het ontvangen van veelsoortige gunsten. Het hof acht een uitwerking van de feitelijke gedraging (en) waaruit het voordeel trekken heeft bestaan dan ook noodzakelijk, omdat de gronden waarop de vervolging berust zowel voor de verdachte en het Openbaar Ministerie als ook voor de rechter concreet en helder dienen te zijn, opdat de verdachte weet waarvoor hij terechtstaat en waartegen hij zich dient te verdedigen en de rechter zijn onderzoeks- en beslissingstaak daartoe beperkt.
Nu sprake is van het ontbreken van een nadere feitelijke omschrijving van het aan de wettekst ontleende – niet eenduidige – bestanddeel ‘voordeel trekken’ concludeert het hof dat de dagvaarding ten aanzien van het verwijt als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 6 Sr niet voldoet aan de daaraan in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gestelde eis van opgave van het feit. Een en ander leidt tot nietigverklaring van de dagvaarding voor zover daarin is tenlastegelegd het verwijt van artikel 273f, eerste lid sub 6 Sr ten aanzien van [S.C.] , [S.L.] en [S.B.] .
Bij dit oordeel wordt ook betrokken dat de cumulatief/alternatief tenlastegelegde onderdelen die zien op artikel 273f, eerste lid sub 9 Sr – het dwingen /bewegen tot bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen met of voor een derde – wel feitelijk zijn uitgewerkt in de dagvaarding. Dit brengt met zich dat, ook bezien tegen de achtergrond van het dossier, ten aanzien van de tenlastegelegde feitelijke gedragingen niet eenduidig kan worden geconcludeerd op welk ‘voordeel’ in de te onderscheiden onderdelen van de tenlastelegging wordt gedoeld.
Conclusie
Het hof verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het in zaak A1 onder het vierde cumulatief/alternatief tenlastegelegde (ten aanzien van [S.C.] ), van het in zaak A2 onder het derde cumulatief/alternatief tenlastegelegde (ten aanzien van [S.L.] ) en van het in zaak A3 onder het derde cumulatief/alternatief tenlastegelegde (ten aanzien van [S.B.] ).

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Overweging ten aanzien van het onder A1 tenlastegelegde

Aan de verdachte wordt kort samengevat verweten dat hij zich in de periode van 1 maart 2011 tot en met 9 maart 2012 in Nederland en/of in België heeft schuldig gemaakt aan gedragingen die er op gericht zijn al dan niet tezamen met anderen [S.C.] door middel van een of meer dwangmiddelen in de prostitutie uit te buiten en/of hem daaruit te bevoordelen en/of haar aan te werven of mee te nemen met het oogmerk haar in België in de prostitutie uit te buiten.
Uit de inhoud van het dossier leidt het hof af dat [S.C.] op twee momenten in de zomer van 2011 als prostituee in Antwerpen (België) heeft gewerkt.
De eerste keer, omstreeks juni/juli 2011, is [S.C.] samen met [H.S.] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Antwerpen afgereisd, waarna [S.C.] een dag in de prostitutie heeft gewerkt (hierna: de eerste reis). De verdachte is toen niet meegereisd naar Antwerpen en was ook niet in Antwerpen/België aanwezig, toen [S.C.] daar in de prostitutie werkte. Hoewel uit het dossier kan worden opgemaakt dat de verdachte in de periode juni/juli 2011 een intieme relatie had met [S.C.] en zij zo verliefd op hem was dat zij alles voor hem wilde doen, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte enige (strafrechtelijk relevante) betrokkenheid heeft gehad bij het omstreeks de periode juni/juli 2011 meenemen van [S.C.] naar Antwerpen en/of het aldaar te werk stellen van [S.C.] in de prostitutie danwel haar door middel van dwangmiddelen in de prostitutie uit te buiten en/of hem daaruit te bevoordelen. De enkele omstandigheid dat de verdachte een liefdesrelatie had met [S.C.] en dat [S.C.] heeft verklaard dat zij is meegegaan naar België om geld te verdienen om een duur horloge voor de verdachte te kopen, is onvoldoende om te concluderen dat de verdachte ten tijde van de eerste reis naar Antwerpen zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde handelingen.
Anders is dit ten aanzien van de tweede reis van [S.C.] naar Antwerpen, rond augustus 2011, alwaar zij vervolgens heeft gewerkt als prostituee. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte bij deze tweede reis betrokken was en zich heeft schuldig gemaakt aan de onder A1 tenlastegelegde handelingen.
De hierna vermelde bewezenverklaring ten aanzien van A1 ziet dus enkel op de in het dossier vermelde tweede keer dat [S.C.] naar Antwerpen is gereisd, te weten rond augustus 2011 en aldaar in de prostitutie heeft gewerkt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
1:
hij in de periode van 1 maart 2011 tot 1 oktober 2011 in Nederland en/of in België, [S.C.] ,
telkens door een feitelijkheid en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, telkens met het oogmerk van uitbuiting van die [S.C.]
en
- die [S.C.] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
- die [S.C.] heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde,
en
hij, verdachte, in de periode van 1 maart 2011 tot 1 oktober 2011 in Nederland
- die [S.C.] heeft meegenomen met het oogmerk die [S.C.] in een ander land (te weten in België) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
immers heeft/is hij, verdachte,
- met voornoemde [S.C.] een intieme relatie aangegaan en
- met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte, die [S.C.] ertoe aangezet en gebracht tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en
- die [S.C.] verteld dat hij, verdachte van het door [S.C.] verdiende geld een café zou kopen in welk café voornoemde [S.C.] zou kunnen werken en
- het door die [S.C.] (met werkzaamheden) verdiende geld afgenomen en
- die [S.C.] in een auto vervoerd naar België met als doel dat die [S.C.] aldaar werkzaamheden als prostituee zou gaan verrichten;
2:
hij omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 1 oktober 2011 in Nederland, [S.L.] ,
telkens door geweld of een andere feitelijkheid en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven en gehuisvest, telkens met het oogmerk van uitbuiting van die [S.L.]
en
- die [S.L.] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
- die [S.L.] heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
immers heeft/is hij, verdachte,
- met voornoemde [S.L.] een intieme relatie aangegaan en voornoemde [S.L.] beloofd dat zij ( [S.L.] ) zijn, verdachtes, vrouw zou worden en
- met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte, die [S.L.] ertoe aangezet en gebracht tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en
- voornoemde [S.L.] verteld dat hij, verdachte, met haar in België zou gaan wonen (van het door die [S.L.] in de prostitutie verdiende geld) en voornoemde [S.L.] verteld dat hij, verdachte, het door die [S.L.] verdiende geld zou sparen en
- een woning geregeld in Zaandam alwaar voornoemde [S.L.] als prostituee moest werken en alwaar voornoemde [S.L.] haar klanten (prostituanten) moest ontvangen en
- zorg gedragen voor controle op de prostitutie van die [S.L.] en
- het door die [S.L.] (met werkzaamheden) verdiende geld afgenomen en
- de keel van voornoemde [S.L.] dichtgeknepen;
3:
hij in de periode van 1 juli 2010 tot 1 augustus 2011 in Nederland, [S.B.] ,
telkens door geweld of een andere feitelijkheid en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
- heeft geworven en vervoerd, telkens met het oogmerk van uitbuiting van die [S.B.]
en
- die [S.B.] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
- die [S.B.] heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde,
immers heeft/is hij, verdachte
- met voornoemde [S.B.] een intieme relatie aangegaan en
- met gebruikmaking van haar gevoelens voor hem, verdachte, die [S.B.] ertoe aangezet en gebracht tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en
- voornoemde [S.B.] voorgehouden dat hij, verdachte, geld nodig had en
- voornoemde [S.B.] meermalen geslagen en/of gestompt en/of geschopt en
- zorg gedragen voor controle op de prostitutie en
- die [S.B.] bewogen haar verdiensten aan hem, verdachte, af te staan en
- voornoemde [S.B.] vervoerd naar en afgezet bij klanten (prostituanten);
4:
hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 9 maart 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
5:
hij op 9 maart 2012 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
Zaak B
1:
hij op 8 juli 2011 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit van een personenauto merk Fiat, type Punto, kleur zwart, toebehorende aan [G.C.V.] , heeft vernield door met kracht aan voornoemde ruit te trekken en/of te rukken;
2:
hij op tijdstippen in de periode van 9 april 2011 tot en met 8 juli 2011 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [S.B.]
- met de vlakke hand op het hoofd en tegen de wang heeft geslagen en
- tegen het bovenbeen heeft geschopt en
- met de hand tegen de lip heeft geslagen,
waardoor voornoemde [S.B.] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Zaak C
1:
hij op 24 januari 2014 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,24 gram cocaïne.
Hetgeen in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het in zaak C onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig (40) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan tien (10) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijfenveertig (45) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en heeft daarbij rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van drie jonge vrouwen.
Hij is liefdesrelaties aangegaan met deze jonge en kwetsbare vrouwen die allen kampten met een problematisch verleden en die geen (stabiele) familie hadden om op terug te vallen. De verdachte heeft de vrouwen de aandacht en bevestiging gegeven waarnaar zij op zoek waren en hen een gezamenlijke toekomst voorgespiegeld waardoor zij in hevige mate verliefd op hem zijn geworden. Van de aldus ontstane afhankelijkheid van die vrouwen heeft de verdachte misbruik gemaakt. De verdachte heeft hen te kennen gegeven dat zij door als prostituee te werken het geld moesten verdienen voor die gezamenlijk toekomst dan wel hen daartoe overgehaald. Voor [S.L.] betrof dit een periode van ongeveer zes maanden, voor [S.B.] een periode van meer dan een jaar. Ten aanzien van [S.C.] geldt een kortere periode, maar haar heeft hij met het voorspiegelen van die gezamenlijke toekomst meegenomen naar Antwerpen (België) om aldaar – in een voor haar onbekende omgeving – als prostituee te worden tewerkgesteld.
Naast misbruik te hebben gemaakt van door hem teweeggebrachte afhankelijkheid van de vrouwen heeft de verdachte in de zaken van [S.L.] en [S.B.] ook door middel van fysiek geweld de beide vrouwen gedwongen zich te prostitueren. De verdachte heeft op flagrante wijze misbruik gemaakt van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de vrouwen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten in het algemeen een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde kunnen ondervinden.
Het enige motief voor het handelen van de verdachte lijkt de hang naar geld te zijn geweest. Dit wordt nog eens te meer bevestigd door de omstandigheid dat de verdachte de vrouwen financieel benadeeld heeft door zich de opbrengsten van hun werkzaamheden (grotendeels) toe te eigenen. Het hof rekent de verdachte dit zwaar aan.
Deze feiten rechtvaardigen al een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Daar komt bij dat de verdachte zich naast de mensenhandel heeft schuldig gemaakt aan het meermalen mishandelen van [S.B.] . Hij heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het vernielen van de autoruit van de auto van de moeder van [S.B.] en aan handel in verdovende middelen waarbij de verdachte aan meerdere personen cocaïne heeft verkocht/geleverd gedurende een langere periode en het meermalen bezit van cocaïne. Feiten die naar het oordeel van het hof eveneens een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen.
Voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel ziet het hof, anders dan de rechtbank gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding.
Gelet op het hiervoor overwogene is een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van lange duur passend en geboden.
Redelijke termijn:
Het hof constateert, zoals ook door de verdediging van de verdachte is bepleit, dat sprake is van een schending van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Immers, vanaf het moment waarop de verdachte is aangehouden op 8 juli 2011 (in zaak B) en op 9 maart 2012 (in zaak A) tot aan het wijzen van arrest door het hof op 8 oktober 2018 is een periode verstreken van meer dan zeven (zaak B) respectievelijk zes (zaak A) jaren. Er is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, die niet alleen aan de verdachte te wijten is. Het hof zou zonder even genoemde constatering, alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden hebben opgelegd. Gelet echter op de hiervoor vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn, moet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Voor een verdergaande matiging zoals door de verdediging is bepleit, op grond van de aangevoerde persoonlijke omstandigheden ziet het hof geen aanleiding.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [S.C.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.250,00, bestaande uit € 750,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.900,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof stelt bij de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij voorop dat uit het dossier kan worden opgemaakt dat [S.C.] tweemaal in België prostitutiewerkzaamheden heeft verricht.
Eerste reis juni/juli 2011
Zoals hiervoor overwogen wordt de verdachte niet schuldig verklaard ter zake van een deel van het ten laste gelegde handelen – de zogenaamde eerste reis naar Antwerpen – waardoor de gestelde schade mede zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in dat deel van haar vordering niet worden ontvangen.
Tweede reis augustus 2011
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte – betrekking hebbende op de tweede reis van [S.C.] naar België – rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Het hof overweegt in dit verband dat, nu de betrokkenheid van de verdachte bij de eerste reis van [S.C.] naar België niet kan worden bewezen en de vordering tot schadevergoeding mede daarop is gebaseerd, de materiële schade wordt bepaald op een bedrag van (€ 750,00 minus € 350,00 =) € 400,00 en de immateriële schade wordt vastgesteld op een bedrag van (€ 1.500,00 : 2 reizen =) € 750,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Op grond van het bewezenverklaarde acht het hof geen termen aanwezig de hoofdelijke aansprakelijkheid te gelasten.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [S.B.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 144.457,62. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 24.700,00, bestaande uit € 19.200,00 aan materiële schade en
€ 5.500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het verzoek tot vergoeding van de materiële schade is opgebouwd uit de volgende schadeposten:
  • saldo van bankrekening na misbruik van pinpas: € 2.237,62
  • eigen bijdrage wegens gemaakte ziektekosten: € 220,00
  • inkomsten uit gedwongen prostitutie:
Totaal: € 138.957,62
Het verzoek tot vergoeding van de immateriële schade bestaat uit de volgende schadepost:
- immateriële schade gedwongen prostitutie: € 5.500,00
Materiële schade
Het hof is van oordeel dat, nu ten aanzien van de verdachte geen (vermogens)delict is tenlastegelegd noch is bewezenverklaard waardoor de gestelde schadepost ‘saldo van bankrekening na misbruik pinpas’ zou zijn veroorzaakt noch een oorzakelijk verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de gestelde schadepost, de benadeelde partij in dat onderdeel van de vordering niet kan worden ontvangen.
Verder wijst het hof af de schadepost ‘eigen bijdrage wegens gemaakte ziektekosten’ bij gebreke van enige onderbouwing.
Het hof waardeert de kostenpost ‘inkomsten uit gedwongen prostitutie’ op een bedrag van € 19.200,00. In navolging van de rechtbank heeft het hof bij de berekening van deze schadepost het volgende uitgangspunt gehanteerd. Het hof acht bewezen dat [S.B.] gedurende een periode van (in ieder geval) zes maanden slachtoffer is geworden van door de verdachte gepleegde mensenhandel. Uitgaande van het afstaan van € 200,- per dag, vier werkdagen per week en vier werkweken per maand, wordt het totaalbedrag dat door [S.B.] is afgestaan aan de verdachte begroot op een bedrag van € 19.200,00.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van het restant van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat nader onderzoek naar de omvang van de overige schade zou moeten plaats vinden. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in dat deel van de vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
In de toelichting op de vordering wordt gesteld dat [S.B.] door de gedwongen prostitutiewerkzaamheden psychisch letsel heeft opgelopen, waarvoor zij door verschillende instanties wordt behandeld. Nu de verdediging de gevorderde immateriële schade niet heeft betwist, zal het hof deze schadepost voor het bedrag van € 5.500,00 geheel toewijzen.
Het hof waardeert de totale rechtstreekse schade op een bedrag van € 24.700,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [G.C.V.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.210,75. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 65,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 273f, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van het in zaak C onder 2 (gevoegde zaak met parketnummer 13/684956-14) tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van hetgeen in zaak A1 ( [S.C.] ) als vierde cumulatief/alternatief is tenlastegelegd, hetgeen in zaak A2 ( [S.L.] ) als derde cumulatief/alternatief is tenlastegelegd en hetgeen in zaak A3 ( [S.B.] ) als derde cumulatief/alternatief is tenlastegelegd.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A met parketnummer
13-657296-11 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B met parketnummer 13-670643-11 onder 1 en 2 en in zaak C met parketnummer 13-689318-14 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak A met parketnummer 13-657296-11 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak B met parketnummer 13-670643-11 onder 1 en 2 en in de zaak C met parketnummer 13-689318-14 onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een sleutelbos (4256152);
- een kentekenbewijs, Vespa C38 (4256346);
- een USB-stick, memory kaart (4296135).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een bankpas, ABN AMRO (4256362).
Vordering van de benadeelde partij [S.C.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [S.C.] ter zake van het in de zaak A met parketnummer 13-657296-11 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) bestaande uit € 400,00 (vierhonderd euro) materiële schade en
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[S.C.] , ter zake van het in de zaak A met parketnummer 13-657296-11 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) bestaande uit € 400,00 (vierhonderd euro) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
21 (eenentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 oktober 2011.
Vordering van de benadeelde partij [S.B.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [S.B.] ter zake van het in de zaak A met parketnummer 13-657296-11 onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 24.700,00 (vierentwintigduizend zevenhonderd euro) bestaande uit € 19.200,00 (negentienduizend tweehonderd euro) materiële schade en € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 220,00 (tweehonderd euro) aan materiele schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [S.B.] , ter zake van het in de zaak A met parketnummer 13-657296-11 onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 24.700,00 (vierentwintigduizend zevenhonderd euro) bestaande uit
€ 19.200,00 (negentienduizend tweehonderd euro) materiële schade en € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
158 (honderdachtenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [G.C.V.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [G.C.V.] ter zake van het in de zaak B met parketnummer 13-670643-11 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 65,00 (vijfenzestig euro) ter zake van materiële schade.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [G.C.V.] , ter zake van het in de zaak B met parketnummer 13-670643-11 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 65,00 (vijfenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. T. Kaandorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 oktober 2018.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000860-16
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 8 oktober 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. M.L. Leenaers, voorzitter,
mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.J.A. Plaisier, leden
mr. T. Kaandorp, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.R. Witteveen, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.