ECLI:NL:GHAMS:2018:3944

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
23-000284-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal en vordering tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1967, was beschuldigd van winkeldiefstal van een krat bier op 10 november 2017 te Purmerend. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam. De verdachte had de sixpack Heineken bier openlijk langs de kassa meegenomen zonder te betalen. Het hof oordeelde dat de verdachte het oogmerk had om het bier wederrechtelijk toe te eigenen, ondanks zijn verklaring dat hij afgeleid was door een telefoontje en had gedronken. Het hof achtte de verdachte schuldig aan diefstal en legde een gevangenisstraf van één dag op, gecombineerd met een taakstraf van twintig uren. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast, waarbij de proeftijd niet kon worden verlengd. Het hof hield rekening met de gewijzigde omstandigheden van de verdachte, die sinds het incident niet meer in aanraking was gekomen met de politie en een stabiel leven had opgebouwd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000284-18
datum uitspraak: 24 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 januari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-226304-17 en 15-142590-16, 15-110117-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 november 2017 te Purmerend, althans in Nederland, een krat bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [bedrijf] (vestiging: Weeshuissteeg), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat bij de verdachte geen sprake was van het oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening van de sixpack Heineken bier, nu de verdachte met de sixpack openlijk langs de kassa is gelopen en naar buiten is gegaan. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij ten tijde van het incident behoorlijk had gedronken en zich hierdoor niet heeft kunnen concentreren mede doordat hij werd gebeld en daardoor stom heeft gehandeld.
Ten aanzien van het bewijs overweegt het hof het volgende.
Uit de verklaring van de getuige [getuige] (dossierpagina 8) blijkt dat de verdachte met beide handen een sixpack Heineken vasthield, zonder te betalen langs een onbemande kassa liep en gedurende ongeveer een minuut om zich heen keek. Hij verliet de winkel, hield nog steeds het sixpack vast en stopte dit in zijn fietstas. Toen hij vervolgens door deze getuige werd aangesproken rende de verdachte weg.
Uit deze gedragingen, in samenhang bezien, leidt het hof af dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van het betreffend bier had. De wisselende verklaringen van de verdachte, dat hij had gedronken, dat hij was afgeleid door zijn telefoon, dat hij van plan was te gaan betalen bij de servicebalie maar ondertussen zijn ov-chipkaart is gaan opladen, worden als ongeloofwaardig ter zijde gesteld. Dat de verdachte de sixpack tijdens het passeren van de kassa niet ergens in of onder had verstopt maakt het vorenstaande niet anders.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 november 2017 te Purmerend bier dat aan een ander toebehoorde, te weten aan de [bedrijf] vestiging Weeshuissteeg, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Daarnaast heeft de politierechter de proeftijd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juli 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week verlengd met één jaar (parketnummer 15-110117-16) en de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken (parketnummer 15-142590-16).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, en daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder kan veroorzaken voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Niet alleen is hij sinds het onderhavige feit niet meer in aanraking geweest met politie of justitie, ook heeft hij een bestendiger leven opgebouwd. De verdachte werkt vijf dagen per week van 7.00 uur tot 16.00 uur bij de groenvoorziening van de gemeente Purmerend. Na uitvoering van een eerdere taakstraf is hem een arbeidscontract aangeboden, dat inmiddels drie keer is verlengd en binnenkort zal worden omgezet in een contract voor onbepaalde tijd. De verslavingsbegeleiding die hij ontving is vrijwel geheel afgebouwd. Verdachte staat onder bewind en deze bewindvoering gaat goed. Zijn schuldenlast is verminderd tot ongeveer € 11.000,-. De verdachte woont samen met een partner. Bepleit wordt, indien aan de orde, een taakstraf op te leggen en van de voorwaardelijk opgelegde straffen de proeftijd te verlengen dan wel deze om te zetten in taakstraffen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 september 2018 heeft de verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan vermogensdelicten waarvoor hij meermalen onherroepelijk tot een voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld.
Uit dit uittreksel blijkt tevens dat de verdachte tot taakstraffen is veroordeeld op 13 januari 2017 ter zake van de Opiumwet en medeplichtigheid aan diefstal en op 20 juni 2017 ter zake van diefstal. Aldus zijn aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de hier bewezen verklaarde diefstal taakstraffen opgelegd voor soortgelijke misdrijven, welke taakstraffen ook door de verdachte zijn verricht. Gelet daarop is artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten taakstrafverbod) van toepassing.
De ernst van het feit en de omstandigheid dat sprake is van recidive rechtvaardigen in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van een week, als opgelegd door de rechtbank.
Gelet op de gewijzigde omstandigheden die zich kennelijk hebben voorgedaan, zal het hof – rekening houdend met het taakstrafverbod – echter volstaan met het opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag, gecombineerd met een taakstraf van na te melden duur.
Deze straffen worden passend en geboden geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-142590-16)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting de tenuitvoerlegging gevorderd.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-110117-16)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juli 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd de proeftijd met één jaar te verlengen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Bij de stukken bevindt zich een vonnis van 20 juni 2017 van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland waarbij de proeftijd in voornoemde zaak reeds met één jaar is verlengd. Ingevolge artikel 14f, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht kan de proeftijd slechts eenmaal worden verlengd. Van opnieuw verlengen van de proeftijd, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, kan dan ook geen sprake zijn. Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 januari 2017 met parketnummer 15-142590-16, te weten een gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door: een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juli 2016 met parketnummer 15-110117-16, te weten een gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door: een
taakstrafvoor de duur van
14 (veertien) uren, bij gebreke van het niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2018.
[…]