In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was aangeklaagd voor het niet meewerken aan een ademanalyse en het rijden zonder rijbewijs op 23 augustus 2016 in Amsterdam. De verdachte had geweigerd om ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat, ondanks een bevel van een opsporingsambtenaar. Daarnaast had hij als bestuurder van een personenauto gereden zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs voor de categorie van motorrijtuigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlasteleggingen heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1.000 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden voor het niet meewerken aan de ademanalyse, en tot een geldboete van € 400 voor het rijden zonder rijbewijs. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.