ECLI:NL:GHAMS:2018:3966

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-004428-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering medewerking ademanalyse en rijden zonder rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was aangeklaagd voor het niet meewerken aan een ademanalyse en het rijden zonder rijbewijs op 23 augustus 2016 in Amsterdam. De verdachte had geweigerd om ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat, ondanks een bevel van een opsporingsambtenaar. Daarnaast had hij als bestuurder van een personenauto gereden zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs voor de categorie van motorrijtuigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlasteleggingen heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1.000 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden voor het niet meewerken aan de ademanalyse, en tot een geldboete van € 400 voor het rijden zonder rijbewijs. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004428-17
datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-186839-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1:hij op of omstreeks 23 augustus 2016, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
2:hij op of omstreeks 23 augustus 2016, te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Louis Davidsstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:hij op 23 augustus 2016 te Amsterdam als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat;
2:hij op 23 augustus 2016 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Louis Davidsstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 1.000, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden. Ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde is de verdachte door de politierechter veroordeeld tot een geldboete van € 400, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft tet terechtzitting medegedeeld dat het hoger beroep niet is gericht tegen de in eerste aanleg opgelegde geldboetes, maar slechts tegen de opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid. Zij heeft het hof verzocht een
voorwaardelijkeontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen op de grond dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft in verband met zijn werkzaamheden als maaltijdbezorger.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft geweigerd een bevel tot medewerking aan een ademanalyse op te volgen. De verplichting gevolg te geven aan een dergelijk bevel dient ter bevordering van de verkeersveiligheid, die in gevaar wordt gebracht als onder invloed van alcohol aan het verkeer wordt deelgenomen. De ademanalyse strekt ertoe te kunnen vaststellen of en, zo ja, in welke mate door een bestuurder onder invloed van alcohol is gereden en de uitslag daarvan is mede van belang voor de bepaling van de (eventueel) op te leggen straf. Door niet mee te werken aan dit onderzoek kan de verdenking niet nader worden geconcretiseerd, waarmee hij de handhaving van verkeersregels heeft gefrustreerd. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte op de openbare weg een personenauto bestuurd, terwijl hij niet in het bezit was van een daarvoor vereist rijbewijs. Hiermee heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan de geldende regels voor deelname aan het verkeer als bestuurder van een auto, die onder andere zijn opgesteld met het oog op de verkeersveiligheid. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen voor zichzelf maar ook voor andere weggebruikers een onverantwoord risico genomen, mede omdat hij bij het veroorzaken van een ongeval niet verzekerd zou zijn geweest.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 september 2018 is hij eerder ter zake van het rijden zonder rijbewijs onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte bij de strafoplegging weegt.
Mede gelet op de oriëntatiepunten voor strafoplegging in zaken als de onderhavige acht het hof, alles afwegende, de oplegging van geldboetes en een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden hoogte respectievelijk duur passend en geboden. Op grond van hetgeen door de raadsvrouw en de verdachte naar voren is gebracht – waaronder de mededeling van de verdachte dat hij in het bedrijf van zijn broer onder andere als maaltijdbereider werkzaamheden kan verrichten – en hetgeen overigens ter terechtzitting is gebleken, is niet aannemelijk geworden dat het bezit van een rijbewijs voor de verdachte – in verband met zijn werk of anderszins – noodzakelijk is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107, 163, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 1.000 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 400 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]