ECLI:NL:GHAMS:2018:4214
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens gebrekkige betekening aan verdachte in Albanië
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1985 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis. De advocaat-generaal had een rechtshulpverzoek ingediend bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken (AIRS), om de dagvaarding in hoger beroep te betekenen op het adres van de verdachte in Albanië. Echter, het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat dit rechtshulpverzoek door AIRS is doorgeleid aan de Albanese autoriteiten.
Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal aangegeven dat zij niet op de hoogte is of het rechtshulpverzoek daadwerkelijk is verstuurd. Aangezien er geen andere aanwijzingen zijn dat de dagvaarding op de wettelijk voorgeschreven wijze aan de verdachte is betekend, heeft het hof geoordeeld dat de dagvaarding in hoger beroep nietig is. De verdachte is niet verschenen op de terechtzitting, wat de nietigheid van de dagvaarding verder bevestigt.
Het hof heeft derhalve de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder kan worden behandeld. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren tijdens de openbare terechtzitting.