ECLI:NL:GHAMS:2018:4441
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van ouders
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de vaststelling van de kinderalimentatie door de vrouw aan de man. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft op 25 juli 2017 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 26 april 2017, waarin een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen was vastgesteld. De man, verweerder in hoger beroep, heeft op 13 september 2017 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 maart 2018, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben tot 8 januari 2015 een affectieve relatie gehad en hebben samen drie kinderen. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en er zijn afspraken gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank had in de bestreden beschikking bepaald dat de vrouw een bijdrage van € 163,- per kind per maand moest betalen, met ingang van 14 juli 2016. De vrouw verzoekt deze bijdrage te verlagen naar € 52,- of € 109,- per kind per maand, en ook voor de periode daarna een lagere bijdrage vast te stellen.
Het hof heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man recht heeft op inkomensonafhankelijke combinatiekorting. De vrouw heeft haar draagkracht in 2017 berekend op € 552,- per maand. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw haar verdiencapaciteit niet volledig benut en dat zij in staat is om haar werkzaamheden uit te breiden. Uiteindelijk heeft het hof de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vastgesteld op € 110,- per kind per maand met ingang van 14 juli 2016, € 115,- per kind per maand met ingang van 1 januari 2017, en € 55,- per kind per maand met ingang van 1 juli 2017. Tevens is bepaald dat de man het teveel ontvangen bedrag aan de vrouw moet terugbetalen. De proceskosten zijn voor iedere partij zelf.