ECLI:NL:GHAMS:2018:4507

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
23-001581-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 18 april 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 29 augustus 2017 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer meermalen in het gezicht had geslagen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, maar de advocaat-generaal vorderde een geldboete van € 750, waarvan € 250 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof besloot de straf te baseren op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels weer goed bevriend was met het slachtoffer. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 750 en 15 dagen hechtenis, met de bepaling dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 6 november 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001581-18
datum uitspraak: 6 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-236129-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meermalen in het gezicht, in elk geval tegen het lichaam te slaan/stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 augustus 2017 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen in het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, waarvan € 250,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer meermalen te slaan. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij een ruzie met geweld heeft willen oplossen en daarbij een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof heeft gelet op de straf die pleegt te worden opgelegd in soortgelijke zaken. Deze straf heeft zijn weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin is voor een klap of schop zonder letsel een geldboete van € 500,- als oriëntatiepunt opgenomen en voor een mishandeling met enig letsel een geldboete van € 750,-.
Het hof ziet, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen en die in strafmatigende zin worden meegewogen, aanleiding de straf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. Daarbij heeft het hof ook meegewogen dat de verdachte en het slachtoffer thans (weer) goed bevriend zijn.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 november 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]