ECLI:NL:GHAMS:2018:4807

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
200.232.941/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in relatie tot forumkeuze tussen pandgever en schuldenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil tussen LCS International SAS en de Coöperatieve Rabobank U.A. LCS, een vennootschap naar Frans recht, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De kern van het geschil betreft de vraag of de forumkeuze die LCS en FL Sport in hun licentieovereenkomst hebben gemaakt, ook van toepassing is in de relatie tussen LCS en Rabobank, die als pandhouder optreedt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd was, en LCS heeft dit oordeel in hoger beroep bestreden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: LCS had een licentieovereenkomst met FL Sport, waarin was bepaald dat geschillen zouden worden beslecht door de rechtbank Amsterdam. Na het faillissement van FL Sport heeft Rabobank haar pandrecht op de vorderingen van FL Sport aan LCS medegedeeld en geëist dat LCS de verschuldigde royaltyvergoedingen aan haar betaalde. LCS heeft echter geweigerd te betalen, wat leidde tot het hoger beroep.

Het hof heeft de argumenten van LCS beoordeeld en geconcludeerd dat de forumkeuze in de licentieovereenkomst ook geldt voor Rabobank als pandhouder. Het hof heeft zich aangesloten bij de overwegingen van de rechtbank en geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de forumkeuze niet van toepassing zou zijn in deze situatie. De grieven van LCS zijn verworpen en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij LCS is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.232.941/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam C/13/627296/HA ZA 17-389
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 december 2018
inzake
de vennootschap naar Frans recht
LCS INTERNATIONAL SAS,
gevestigd te Straatsburg, Frankrijk,
appellante,
advocaat: mr. I.J.A. Tax te Rotterdam,
tegen
COOPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna LCS en Rabobank genoemd.
LCS is bij dagvaarding van 31 januari 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2018, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer in incident gewezen tussen Rabobank als eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident en LCS als gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben hun zaak ter zitting van het hof van 12 december 2018 doen bepleiten, LCS door mr. M.J. Siegers, advocaat te Rotterdam, en Rabobank door mr. M.L.M. Bindels, advocaat te Rotterdam, ieder aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
Ten slotte is arrest gevraagd.
LCS heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog zal verklaren dat de Nederlandse rechter, althans de rechtbank Amsterdam, niet bevoegd is om van de vorderingen van Rabobank in de hoofdzaak kennis te nemen en – uitvoerbaar bij voorraad – Rabobank zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen LCS uit hoofde van het bestreden vonnis heeft voldaan, met beslissing over de proceskosten met nakosten en rente.
Rabobank heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.2 de vaststaande feiten vermeld die zij bij de beoordeling van dit bevoegdheidsincident tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Zij worden in rechtsoverweging 3.1 weergegeven.

3.Beoordeling

3.1. (
i) LCS heeft in 2010 met FL Sport B.V. (hierna: FL Sport) een licentieovereenkomst gesloten. In de licentieovereenkomst is bepaald dat LCS een jaarlijkse royaltyvergoeding aan FL Sport dient te betalen. Met betrekking tot de tussen LCS en FL Sport gemaakte forumkeuze is in artikel 5 van de licentieovereenkomst het volgende opgenomen:
5. Disputes and governing law
5.1
The Parties acknowledge that the expeditious and equitable settlement of disputes arising under this Agreement or in connection herewith is to their mutual advantage and in the best interests of both Parties. To this end, the Parties therefore agree to use their best endeavors to resolve all differences of opinion and to settle all disputes through co-operation and consultation.
5.2
This Agreement shall be construed in accordance with the Laws of The Netherlands. All disputes arising out of or in connection with this Agreement which have not been resolved in accordance with Clause 5.1 above, shall be decided the Court of Amsterdam”
(ii) Nadat FL Sport op 26 februari 2016 in staat van faillissement werd verklaard, heeft Rabobank aan LCS mededeling gedaan van haar pandrecht op alle vorderingen van FL Sport. Rabobank heeft LCS daarbij verzocht de onder de licentieovereenkomst verschuldigde royaltyvergoedingen aan haar te betalen. Ondanks meerdere aanmaningen daartoe, heeft LCS echter niets aan Rabobank betaald.
3.2.
Het geschil van partijen spitst zich toe op de vraag of de tussen LCS en FL Sport overeengekomen forumkeuze ook geldt in de relatie tussen LCS en Rabobank, welke laatste als pandhouder op de voet van artikel 3:246 BW bevoegd is nakoming van de vorderingen van FL Sport op LCS te eisen en betalingen in ontvangst te nemen, dan wel of Rabobank LCS voor de Franse rechter (van haar vestigingsplaats) had behoren te dagen. De rechtbank heeft in eerstbedoelde zin beslist en de vordering van LCS dat zij zich onbevoegd verklaart om van de vordering van Rabobank kennis te nemen afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan te grondslag gelegde motivering komt LCS in hoger beroep met een aantal (ongenummerde) grieven op.
3.3.
De rechtbank neemt terecht tot uitgangspunt dat de bevoegdheid van de rechter in de onderhavige zaak dient te worden beoordeeld aan de hand van de herschikte EEX-Verordening (Brussel I bis) en dat de vraag naar de toepasselijkheid van de door LCS en FL Sport (rechtsgeldig) overeengekomen forumkeuze wordt geregeerd door het bepaalde in artikel 25 lid 1 van die verordening en de op dit artikel gebaseerde rechtspraak van het Hof van Justitie EU.
Deze houdt in dat een forumkeuze in beginsel alleen geldt tussen de partijen die deze zijn overeengekomen maar dat op deze regel een uitzondering wordt aanvaard in gevallen waarin de forumkeuze krachtens het toepasselijke recht overgaat op derden door een overgang van rechten en verplichtingen (Tilly Russ/Goeminne Hout, ECLI:EU:C:1984:217).
3.4.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat het in het hiervoor genoemde arrest gegeven oordeel zich zou beperken tot de daarin aan de orde zijnde rechtsverhouding tussen een vervoerder en de derde-houder van een cognossement. Ook is er geen grond om aan te nemen dat de door het Hof van Justitie aanvaarde uitzondering niet zou gelden in een geval als het onderhavige, waar de betrokken derde weliswaar niet in alle verplichtingen van de contractuele wederpartij (de pandgever) is getreden, maar als pandhouder (door mededeling van het pandrecht aan de debiteur van de verpande vordering) de bevoegdheid heeft gekregen om de vorderingen van de pandgever te innen en deze op het vermogen van de debiteur te verhalen met gebruikmaking van alle middelen die voordien aan de pandgever als schuldeiser toekwamen. De rechtbank wijst er terecht op dat onder die inningsbevoegdheid ook valt het aanhangig maken van een procedure bij het door de pandgever en de schuldenaar als bevoegd aangewezen gerecht ter verkrijging van een titel met betrekking tot de verpande vordering en dat de rechten die de pandhouder jegens de debiteur kan uitoefenen in het kader van deze inningsbevoegdheid worden bepaald door de oorspronkelijke rechtsverhouding tussen de pandgever en de debiteur. Het hof sluit zich blijkens het voorgaande aan bij hetgeen de rechtbank onder 5.4 van het bestreden vonnis heeft overwogen en deelt daarmee ook de conclusie dat Rabobank een beroep toekomt op de forumkeuze van artikel 5.2 van de licentieovereenkomst.
Consequentie van het voorgaande is dat de beoordeling van de rechtsvordering tot betaling van de (aan Rabobank verpande) vorderingen van FL Sport op LCS dient te geschieden door de rechter die deze twee partijen daartoe hebben aangewezen. Aan de door LCS in haar memorie van grieven genoemde ratio van de restrictieve opvatting met betrekking tot de toepasselijkheid van een forumkeuzebeding in relatie tot derden wordt in zoverre geen afbreuk gedaan. Ook is onjuist dat, zoals LCS nog heeft betoogd, als gevolg van voormelde afbakening van de inningsbevoegdheid van de pandhouder de betrokken schuldenaar (LCS) ten opzichte van de pandgever (FL Sport) geen beroep meer zou kunnen doen op het forumkeuzebeding.
LCS heeft in hoger beroep verder niets aangevoerd dat kan leiden tot een ander oordeel omtrent het voorgaande.
3.5.
Dit brengt mee dat de grieven falen en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. LCS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt LCS in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 5.270,- aan verschotten en op € 3.222,- voor salaris;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Schoonbrood-Wessels, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en A.W.H. Vink en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.