ECLI:NL:GHAMS:2018:4826

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
23-001017-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en aanpassing van vonnis in hoger beroep inzake verkeersdelicten en alcoholgebruik

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 maart 2018 was gewezen. De verdachte, die eerder veelvuldig was veroordeeld voor verkeersdelicten, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar heeft enkele aanpassingen doorgevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis niet voldoende een beslissing bevatte over de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en heeft dit in zijn uitspraak gecorrigeerd.

De verdachte was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol en het besturen van een voertuig zonder rijbewijs. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar het hof oordeelde dat deze straffen niet passend waren gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft de straffen aangepast en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden.

Het hof heeft in zijn overwegingen de veiligheid van andere weggebruikers en de verantwoordelijkheid van de verdachte als bestuurder benadrukt. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de artikelen 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de relevante artikelen van de Wegenverkeerswet 1994. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001017-18
datum uitspraak: 17 december 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer
96-245956-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve voor zover daarin is nagelaten een beslissing omtrent de strafbaarheid van het bewezen verklaarde te nemen en ten aanzien van de opgelegde straffen - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof
- uit het eerste door de politierechter gebezigde bewijsmiddel schrapt de zinsnede “Ik wist niet dat ik nog dronken was.” en
- de door de politierechter met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde tot het bewijs gebezigde uitdraai uit het politiesysteem van 6 december 2017 tevens ten grondslag legt aan de bewijsbeslissing ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten laste gelegde onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair zeven dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden en ter zake van het in die aanleg onder 2 bewezenverklaarde tot een hechtenis van 3 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan mede gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto deelgenomen aan het verkeer terwijl hij onder invloed was van alcohol. Hierdoor heeft hij niet alleen zijn eigen veiligheid, maar bovenal die van andere weggebruikers in gevaar gebracht en zich voorts niet gedragen overeenkomstig zijn verantwoordelijkheid als bestuurder. Daarenboven bestuurde hij dit motorrijtuig zonder rijbewijs. Door zo te handelen heeft hij er blijk van gegeven zich niets gelegen gelaten aan de regels omtrent verkeersveiligheid.
De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 november 2018 eerder veelvuldig onherroepelijk veroordeeld voor verkeersdelicten. Dit weegt het hof sterk in zijn nadeel. Gelet hierop acht het hof het opleggen van een geldboete, anders dan de eerste rechter, bij de verdachte een gepasseerd station, evenals de oplegging van de taakstraf die door de raadsman wordt voorgestaan. Dat aan de verdachte, zoals aangevoerd, op 29 mei 2018 ter zake van een overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 die door de verdachte vijf maanden vóór het thans ten laste gelegde is begaan, nog wél een keer een voorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd, leidt het hof niet tot een ander oordeel.
Het hof acht, alles afwegende, ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden en ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een hechtenis van beperkte duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarin is nagelaten een beslissing omtrent de
strafbaarheid van het bewezen verklaarde te nemen en ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) maanden.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot een hechtenis voor de duur van 1 (één) week.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. G. Oldekamp en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 december 2018.
[…]