ECLI:NL:GHAMS:2018:4898

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
23-004200-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het doen van een valse bommelding en rustverstoring door valse alarmkreten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het doen van een valse bommelding en het verstoren van de rust door valse alarmkreten, gepleegd op 23 augustus 2017 op Schiphol. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt, waarbij de verdachte zou hebben gedreigd met een ontploffing van zijn telefoon en aldus angst heeft gezaaid onder het personeel van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (KLM). Tijdens de zitting op 11 december 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden had geëist.

Het hof heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen heeft gebruikt. De verdachte had verklaard dat hij boos was geworden omdat het personeel van KLM hem niet voldoende hielp bij het terugvinden van zijn verloren telefoon. Hij had weliswaar gezegd dat zijn telefoon kon 'afgaan', maar het hof oordeelde dat dit in de context van zijn frustratie en de huidige tijdsgeest van terroristische dreigingen tot verwarring en angst had geleid, wat de interpretatie van zijn woorden beïnvloedde. De processen-verbaal van verhoor van getuigen konden de twijfels van het hof niet wegnemen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat het vereiste oogmerk en opzet niet bewezen konden worden. Dit arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de raadsheren, waarbij enkele raadsheren buiten staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004200-17
datum uitspraak: 24 december 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-162879-17 tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2018.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 23 augustus 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, gegevens heeft doorgegeven, met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, tegen medewerkers van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij gezegd en/of geroepen: "Mijn telefoon is aan boord. Als jullie weg gaan laat ik hem af gaan. Ik laat hem echt ontploffen als jullie mij niet helpen mochten jullie de brug er af halen en het vliegtuig laten gaan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair:subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 23 augustus 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk door valse alarmkreten en/of signalen de rust heeft verstoord, immers heeft hij, verdachte, tegen medewerkers van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij gezegd en/of geroepen: "Mijn telefoon is aan boord. Als jullie weg gaan laat ik hem af gaan. Ik laat hem echt ontploffen als jullie mij niet helpen mochten jullie de brug er af halen en het vliegtuig laten gaan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

Het hof is – met de raadsvrouw – van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de processtukken van het dossier volgt onvoldoende overtuigend dat de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen – met name het woord ‘ontploffen’ – heeft gebezigd.
Daarbij neemt het hof onder meer in overweging dat aannemelijk is geworden dat de verdachte de Nederlandse taal ten tijde van het incident slechts beperkt beheerste en dat hij van aanvang af stellig heeft ontkend dat hij op enig moment heeft gezegd dat hij zijn telefoon zou laten ontploffen.
De verdachte heeft wel erkend dat hij boos is geworden omdat het grondpersoneel van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (KLM) bij de gate hem in zijn beleving onvoldoende behulpzaam was bij het terugvinden van zijn verloren c.q. gestolen mobiele telefoon, die zich volgens de verdachte blijkens de applicatie ‘Find my iPhone’ naar alle waarschijnlijkheid in het aan de betreffende gate gekoppelde vliegtuig bevond. Tevens heeft de verdachte erkend dat hij heeft gezegd dat hij zijn telefoon kon laten ‘afgaan’, met de bedoeling om de exacte locatie van zijn telefoon (in het vliegtuig vol met passagiers) te kunnen bepalen.
Uit de stukken volgt dat de verdachte inderdaad boos is geworden en zich intimiderend en agressief heeft opgesteld. Het hof acht ook aannemelijk dat dit te maken heeft gehad met de diefstal of het kwijtraken van zijn telefoon en met het gevoel bij het personeel op onwil te stuiten om hem te helpen. Het is in dat verband zeer wel voorstelbaar dat de bewoording ‘afgaan’ in combinatie met het intimiderende voorkomen van de verdachte en diens agressieve houding – mede bezien in de huidige tijdsgeest van terroristische aanslagen en het feit dat één en ander plaatsvond op de luchthaven Schiphol – tot verwarring en angst bij het betrokken KLM-personeel heeft geleid en daarmee ook tot een verkeerde interpretatie van de door hem gebruikte woorden, ook waar die verband houden met het loskoppelen van de brug. De processen-verbaal van verhoor van de drie getuigen, die overigens niet door die getuigen zelf zijn ondertekend, kunnen de bij het hof hieromtrent gerezen twijfel niet wegnemen.
Dit heeft tot gevolg dat het (primair) vereiste oogmerk dan wel de (subsidiair) vereiste opzet – zoals bedoeld in artikel 142a respectievelijk artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht – naar het oordeel van het hof niet kan worden bewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Duker en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2018.
mr. M. Iedema en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004200-17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 24 december 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. G. Oldekamp, raadsheer,
mr. M.E. van Rijn, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Develing, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [naam] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.