ECLI:NL:GHAMS:2018:4986
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- S. Clement
- A.M. van Amsterdam
- C. Fetter
- Rechtspraak.nl
Tijdig verzet tegen strafbeschikking; terugwijzing naar rechtbank
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 maart 2018 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een strafbeschikking die hem was opgelegd. De kern van de zaak draait om de vraag of het verzet tegen de strafbeschikking tijdig was ingesteld. De raadsman van de verdachte stelde dat het verzet ontvankelijk was, omdat de strafbeschikking niet in persoon was uitgereikt en de verdachte niet op de hoogte was van de strafbeschikking vóór de datum waarop hij verzet instelde. De advocaat-generaal daarentegen betoogde dat het verzet niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingesteld. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.
Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de strafbeschikking in persoon aan de verdachte was uitgereikt. Volgens artikel 257e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering begint de termijn voor het instellen van verzet te lopen op het moment dat de verdachte op de hoogte is van de strafbeschikking. Het hof oordeelde dat de enkele vermelding van de dagtekening van de strafbeschikking in het verzetschrift en het CJIB-overzicht niet voldoende was om aan te nemen dat de verdachte eerder op de hoogte was. Aangezien de verdachte tijdig verzet had ingesteld, vernietigde het hof het vonnis van de politierechter en wees de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling.