ECLI:NL:GHAMS:2018:5013

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-002375-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes en vrijspraak van geweldshandelingen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van ernstige geweldshandelingen tegen zijn vriendin, maar het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 november 2017 in Amsterdam de aangeefster heeft bedreigd met een mes. De aangeefster had eerder geen aangifte gedaan van de geweldshandelingen, en de verdachte ontkende deze te hebben gepleegd. Het hof oordeelde dat de bedreiging met een mes wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de geweldshandelingen niet bewezen konden worden. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 20 uur. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet onderbouwd was met bewijsstukken. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en heeft rekening gehouden met de conflicten tussen de verdachte en de aangeefster.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002375-18
datum uitspraak: 18 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-741271-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 08 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn vriendin) [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1]
- eenmaal of meermalen (met kracht) in/tegen haar gezicht, in elk geval tegen haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag)
- eenmaal of meermalen (met kracht) (met geschoeide voeten) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens)
- ( met kracht) bij haar keel heeft vastgepakt en/of haar keel heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 08 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het
- ( met kracht) eenmaal of meermalen slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag)
- ( met kracht) (met geschoeide voeten) eenmaal of meermalen schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- ( met kracht) bij de keel van voorneomde [slachtoffer 1] vast pakken en/of vasthouden en/of
- ( met kracht) dichtdrukken en/of dicht gedrukt houden van de keel van voornoemde [slachtoffer 1], waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 08 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (op korte afstand)
- een mes, in elk geval een puntig en/of scherp voorwerp, aan [slachtoffer 2] te tonen en/of voor te houden en/of (vervolgens)
- met een mes, in elk geval met een puntig en/of scherp voorwerp, een of meer zwaaiende en/of stekende bewegingen in de richting van de be(e)n(en), in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te maken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde

De onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde – bijzonder ernstige – geweldshandelingen zijn uitsluitend waargenomen door één verbalisant. Het vermeende slachtoffer heeft geen aangifte gedaan maar enkel verklaard dat er sprak was van een discussie tussen haar en de verdachte. Ook de verdachte heeft stellig ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de tenlastegelegde geweldshandelingen. De verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer 1] bij haar kleren heeft vastgepakt bij haar hals, ter hoogte van haar borst, en heen en weer heeft geschud. Dergelijke handelingen zijn echter niet ten laste gelegd. Het hof kan, gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte is verklaard, in onderling verband en samenhang bezien, niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Naar het oordeel van het hof is om deze reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De aangeefster is feitelijk bezig de verdachte te stalken. Een aangifte van bedreiging is een tegenstrijdigheid als je zelf iemand aan het stalken bent. Om die reden dient vrijspraak te volgen. De aangeefster heeft bovendien een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. Dat aangeefster en haar nichtje gelijkluidend hebben verklaard over een mes, betekent niet dat er overtuigend bewijs is. Het mes is ook nergens aangetroffen, terwijl de verdachte niet lang na het incident is aangehouden, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
De lezing van de aangeefster wordt ondersteund door de getuige [getuige]. Deze getuige heeft binnen een kwartier na het incident, en enige tijd voordat aangifte werd gedaan, een verklaring afgelegd bij de politie. Het hof acht de verklaring van [getuige] als getuige van het incident daarmee betrouwbaar en overtuigend. Bovendien heeft de verdachte bevestigd dat er tussen hem en de aangeefster een confrontatie heeft plaatsgevonden en heeft hij de vragen die hierover aan hem door de politie en op de zitting(en) zijn gesteld beantwoord; uitsluitend op de vraag of hij de aangeefster met een mes heeft bedreigd heeft de verdachte om hem moverende redenen niet willen antwoorden. Ook heeft hij deze beschuldiging niet ontkend. Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 ten laste gelegde bedreiging heeft begaan. Het gevoerde verweer wordt verworpen. Een (eventuele) situatie van stalking (enerzijds), sluit een mogelijke bedreiging (anderzijds) op voorhand niet uit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op 8 november 2017 te Amsterdam, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door op korte afstand een mes, aan [slachtoffer 2] te tonen en vervolgens met een mes zwaaiende en stekende bewegingen in de richting van de benen van voornoemde [slachtoffer 2] te maken.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot 40 uur werkstraf en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de verplichting om mee te werken aan structurele dagbesteding, behandeling bij de Bascule en begeleiding van WPI.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 40 uur werkstraf en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden zonder bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en de aangeefster hebben al langere tijd conflicten die zijn ontstaan omdat de aangeefster de relatie tussen de verdachte en haar zus afkeurt. De verdachte heeft de aangeefster bedreigd door met een mes zwaaiende en stekende bewegingen in haar richting te maken. De verdachte heeft het slachtoffer angst aangejaagd. Het incident vond bovendien plaats op de openbare weg, waardoor ook bij eventuele omstanders gevoelens van onveiligheid konden ontstaan.
Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte geen structurele dagbesteding heeft en dat er nog veel zorgen zijn over zijn thuissituatie. Er is veel hulpverlening gestart voor de verdachte, maar de hulpverlening komt moeizaam op gang, omdat de verdachte niet altijd op afspraken verschijnt. Positief is dat het mogelijk lijkt om op korte termijn een begeleid wonen traject te starten voor de verdachte.
Het hof acht voor de bedreiging een werkstraf passend. Bij de hoogte van de werkstraf heeft het hof in strafverminderende zin meegewogen dat de aangeefster de confrontatie met de verdachte tot op zekere hoogte zelf heeft opgezocht en dat zij de confrontatie met de verdachte vaker lijkt op te zoeken. Het hof ziet geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden, nu aan de verdachte bij een recente eerdere veroordeling reeds bijzondere voorwaarden zijn opgelegd en de benodigde hulpverlening daarmee voldoende is gewaarborgd.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke werkstraf van twintig uur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 540,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De vordering is door de benadeelde partij ook in hoger beroep niet onderbouwd met enig bewijsstuk. Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering en het toelaten van nadere bewijslevering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A.M. Kengen en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 oktober 2018.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002375-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 18 oktober 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.M. Kengen, raadsheer,
mr. M.A.T. van Willigen, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.C.A. Bakker, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.