ECLI:NL:GHAMS:2018:5229

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
23-001742-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens schending van het ondervragingsrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor opzettelijke mishandeling van een slachtoffer op 16 mei 2015. De aangifte en getuigenverklaringen van het slachtoffer en een getuige konden echter niet als bewijs worden gebruikt, omdat dit in strijd zou zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof oordeelde dat zonder deze verklaringen niet wettig en overtuigend kon worden bewezen wat de verdachte was ten laste gelegd, en sprak de verdachte vrij.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdediging haar recht op ondervraging niet heeft kunnen uitoefenen, omdat de getuigen niet bereid waren om een verklaring af te leggen. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken, en het hof volgde deze vordering. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij, omdat de bewezenverklaring in beslissende mate berustte op de verklaringen van de getuigen, die niet konden worden gehoord. Het hof concludeerde dat er geen goede redenen waren voor het ontbreken van een effectieve ondervragingsgelegenheid en dat er geen compenserende factoren aanwezig waren die een inbreuk op het ondervragingsrecht konden rechtvaardigen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001742-16
Datum uitspraak: 9 maart 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13701932-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Vught PPC te Vught.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2015 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) een of meermalen in haar gezicht/gelaat heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Op basis van het Europese Verdrag van de Rechten voor de Mens (EVRM) heeft de verdachte het recht om de getuigen te horen die tegen hem verklaren. In hoger beroep heeft de verdediging verzocht om de aangeefster [slachtoffer] en getuige [getuige] te horen die beiden belastend hebben verklaard. De raadsheer-commissaris heeft beiden personen kunnen traceren, maar zij wilden geen verklaring afleggen. Uit jurisprudentie van het Europese hof volgt vervolgens de ‘
sole and decisive’regel.
De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] zijn niet het enige bewijs, aangezien het dossier eveneens een letselverklaring bevat van [slachtoffer]. De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] zijn echter wel ‘
decisive’bewijs, want zonder deze verklaringen kan geen bewezenverklaring volgen. De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken, aldus de advocaat generaal.

Vrijspraak

Uit het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg en de daaraan vastgeniete aantekening mondeling vonnis volgt dat de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaring van [getuige] als bewijsmiddelen zijn gebezigd. Ter terechtzitting in hoger beroep op 15 maart 2017 heeft het hof beslist op het verzoek van de verdediging om getuigen te horen en heeft het horen van de getuigen [slachtoffer] en [getuige] toegewezen. Vervolgens bevat het dossier een proces-verbaal van bevindingen van de raadsheercommissaris van 5 oktober 2017 waaruit volgt dat dat de Australische autoriteiten contact hebben gehad met beide getuigen en dat zij niet mee willen werken aan een nader verhoor.
Op grond van voorgaande feiten stelt het hof vast dat in de onderhavige zaak de verdediging haar ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen.
Niet iedere beperking van het ondervragingsrecht levert een schending van artikel 6 EVRM op.
Het beslissingsschema ter beoordeling of sprake is van een schending van artikel 6 EVRM bestaat
– conform vaste jurisprudentie - uit drie criteria:
  • i) Is er een goede reden voor het ontbreken van een effectieve ondervragingsgelegenheid?
  • ii) Berust de veroordeling uitsluitend of in beslissende mate op deze getuigenverklaringen?
  • iii) Zijn er voldoende compenserende factoren aanwezig, waaronder sterke procedurele maatregelen waardoor het proces in het geheel eerlijk is?
Ten aanzien van deze criteria overweegt het hof als volgt.
  • i) Uit het proces-verbaal van de raadsheer-commissaris volgt dat er geen goede redenen waren voor de getuigen om geen nadere verklaring af te leggen.
  • ii) De bewezenverklaring berust in beslissende mate op de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] Het dossier bevat verder nog een letselverklaring van verbalisant [verbalisant]. Voor een bewezenverklaring is een enkele letselverklaring echter onvoldoende.
  • iii) Het dossier bevat geen compenserende factoren (“
Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat de aangifte en de getuigenverklaring niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd aangezien dat in strijd zou zijn met artikel 6 EVRM.
Zonder deze verklaringen is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. P.H.M. Kuster, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 maart 2018.
mr. P.H.M. Kuster is buiten staat dit arrest te ondertekenen.