ECLI:NL:GHAMS:2018:557

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
23-002707-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met verbetering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij in een strafzaak

Op 20 februari 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 april 2016. De zaak betreft een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1992, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerder vonnis. Tijdens de zitting op 6 februari 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De raadsvrouw van de verdachte was niet gemachtigd om het woord te voeren tijdens deze zitting.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 621,90, waarvan in het eerdere vonnis € 395,00 was toegewezen. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich opnieuw gevoegd voor het volledige bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Na onderzoek ter terechtzitting heeft het hof geoordeeld dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte recht heeft op schadevergoeding. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot het bedrag van € 395,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 februari 2016. Voor het overige is de vordering afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de overige schade. Het hof heeft ook een hechtenis van zeven dagen opgelegd aan de verdachte indien deze niet aan de betalingsverplichtingen voldoet. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002707-16
datum uitspraak: 20 februari 2018
TEGENSPRAAK (na aanhouding niet verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13‑043189-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De raadsvrouw heeft verklaard, anders dan voor de regiezitting van 20 december 2016, voor de zitting van heden niet gemachtigd te zijn en heeft evenmin verzocht om het woord te mogen voeren.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 621,90. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 395,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden, nu de vordering in zoverre onvoldoende is onderbouwd. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 395,00 (driehonderdvijfennegentig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente op 28 februari 2016.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 395,00 (driehonderdvijfennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2016 tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. P. Greve en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 februari 2018.
Mr. P. Greve is buiten staat dit arrest te ondertekenen.