ECLI:NL:GHAMS:2018:622
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsingsverzoek voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2018 een beschikking gegeven op het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte, geboren in 1979 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, bevindt zich in voorlopige hechtenis in de PI Rijnmond - HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel. Het hof heeft kennisgenomen van het verzoek tot schorsing en de relevante stukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2018. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsman, mr. D.R. Kops, gehoord. De raadsman heeft het verzoek aangevuld met een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, stellende dat de verdachte zijn straf mogelijk zal hebben uitgezeten tegen de tijd van de inhoudelijke behandeling bij het hof.
Het hof heeft de argumenten van de raadsman overwogen, maar oordeelt dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, waardoor de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich niet voordoet. Het hof concludeert dat het vluchtgevaar niet kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Daarom wijst het hof zowel het verzoek tot opheffing als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal brengt de beschikking ter kennis van de verdachte.