ECLI:NL:GHAMS:2018:623
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- I.M.H.P. van Asperen de Boer-Delescen
- G.M. Boekhoudt
- M. Senden
- Rechtspraak.nl
Beslissing over verzoek tot opheffing en schorsing van voorlopige hechtenis
Op 21 februari 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam in raadkamer de beschikking gegeven over het verzoek tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in PI Noord Holland Noord – HvB Zwaag. De advocaat-generaal, de verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, waren aanwezig tijdens de behandeling. De raadsman pleitte voor opheffing van de voorlopige hechtenis, stellende dat de verdachte op de pro forma zitting van 30 januari 2018 niet het laatste woord heeft gekregen, wat volgens hem een schending van artikel 311 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering zou zijn. Het hof oordeelde echter dat deze pro forma zitting niet inhoudelijk was en dat de stelling van de raadsman geen steun vond in de wet of jurisprudentie. Het verzoek tot opheffing werd afgewezen.
Daarnaast werd er medisch advies ingewonnen door de instelling, waaruit bleek dat er geen aanleiding was voor strafonderbreking, maar dat er wel incidenteel begeleid verlof was toegestaan voor een onderzoek. Gezien deze omstandigheden zag het hof geen reden om de voorlopige hechtenis te schorsen. Ook dit verzoek werd afgewezen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee raadsheren, met mr. S. Grote Ganseij als griffier. De advocaat-generaal bracht de beschikking ter kennis van de verdachte.