ECLI:NL:GHAMS:2018:623

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
23/003481-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verzoek tot opheffing en schorsing van voorlopige hechtenis

Op 21 februari 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam in raadkamer de beschikking gegeven over het verzoek tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in PI Noord Holland Noord – HvB Zwaag. De advocaat-generaal, de verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, waren aanwezig tijdens de behandeling. De raadsman pleitte voor opheffing van de voorlopige hechtenis, stellende dat de verdachte op de pro forma zitting van 30 januari 2018 niet het laatste woord heeft gekregen, wat volgens hem een schending van artikel 311 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering zou zijn. Het hof oordeelde echter dat deze pro forma zitting niet inhoudelijk was en dat de stelling van de raadsman geen steun vond in de wet of jurisprudentie. Het verzoek tot opheffing werd afgewezen.

Daarnaast werd er medisch advies ingewonnen door de instelling, waaruit bleek dat er geen aanleiding was voor strafonderbreking, maar dat er wel incidenteel begeleid verlof was toegestaan voor een onderzoek. Gezien deze omstandigheden zag het hof geen reden om de voorlopige hechtenis te schorsen. Ook dit verzoek werd afgewezen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee raadsheren, met mr. S. Grote Ganseij als griffier. De advocaat-generaal bracht de beschikking ter kennis van de verdachte.

Uitspraak

23-003481-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres],
thans verblijvende in PI Noord Holland Noord – HvB Zwaag te Zwaag.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien het verzoek strekkende tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 21 september 2017.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 21 februari 2018 gehoord de advocaat-generaal, de verdachte en zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz.

De beoordeling

De raadsman heeft opheffing van de voorlopige hechtenis bepleit en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte verzocht, stellende dat het onderzoek ter terechtzitting van het hof op 30 januari 2018 nietig is nu de verdachte niet het laatste woord heeft gekregen op die zitting, zodat er thans geen tittel is voor de voorlopige hechtenis. Het hof constateert dat de vernoemde zitting een pro forma zitting betrof, waar de zaak niet inhoudelijk is behandeld. De stelling van de raadsman dat artikel 311 lid 4 Wetboek van Strafvordering is geschonden nu de verdachte op die zitting niet het laatste woord heeft gehad vindt geen steun in de wet noch in de jurisprudentie. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal dan ook worden afgewezen.
Het hof leidt uit de door de raadsman overgelegde beslissing van 31 januari 2018 van de senior selectiefunctionaris van de dienst justitiële inrichtingen af dat er medisch advies is ingewonnen door de instelling en dat naar aanleiding van dat advies niet is besloten om over te gaan tot strafonderbreking, maar wel is besloten een incidenteel begeleid verlof toe te staan om een onderzoek te ondergaan. Gelet hierop ziet het hof vooralsnog geen aanleiding om tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte over te gaan. Het verzoek tot schorsing wordt daarom afgewezen.
23-003481-17

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 21 februari 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. I.M.H.P. van Asperen de Boer-Delescen, voorzitter,
mrs. G.M. Boekhoudt en M. Senden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 21 februari 2018,
de advocaat-generaal