Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, [adres 2], op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- de huidige behandeling bij de forensische polikliniek GGZ Noord-Holland Noord zal voortzetten en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling worden gegeven;
- indien de reclassering binnen de meldplicht het nodig acht, mee zal werken aan interventies en of behandelingen gericht op zijn middelengebruik.
€ 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro)ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 1 augustus 2013 tot aan de dag der voldoening.
€ 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2013 tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.