ECLI:NL:GHAMS:2019:1058

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
23-002570-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van voorwerpen bestemd voor hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het voorhanden hebben van voorwerpen die bestemd waren voor het plegen van een strafbaar feit onder de Opiumwet. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van twee Opticlimates, waarvan hij wist dat deze bestemd waren voor een hennepkwekerij. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 13 maart 2018 werd de verdachte aangehouden in een woning te Haarlem, waar hij bezig was met het installeren van de airconditioners. De politie vond in de woning verschillende voorwerpen die duidden op de opzet van een hennepkwekerij. De verdachte had eerder verklaard dat hij was ingehuurd om de airco's aan te sluiten en dat hij wist dat de woning ingericht zou worden als kwekerij. Het hof oordeelde dat de verdachte voldoende wetenschap had van de bestemming van de voorwerpen en dat hij zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van deze voorwerpen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uur.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002570-18
Datum uitspraak: 7 maart 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-074867-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 maart 2018 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (in de woning aan de [adres 2]) stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- 23, althans een of meer armatu(u)r(en) en/of
- 25, althans een of meer assimilatielamp(en) en/of
- 2, althans een of meer schakelbord(en) en/of
- 1 snelheidsregelaar en/of
- 25, althans een of meer transformator(en) en/of
- 2, althans een of meer koolstoffilter(s) en/of
- 2, althans een of meer slakkenhui(s)(z)(en) en/of
- 7, althans een of meer ventilator(en) en/of
- 2, althans een of meer Opticlimate(s) en/of
- 2, althans een of meer Co2-booster(s) en/of
- 2 water- beluchting en dompelpomp(en) en/of
- 3, althans een of meer groeimiddel(en) en/of
- gereedschap
waarvan hij en zijn mededader(s) wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsvoering

Op 13 maart 2018 is de verdachte door de politie aangehouden in de woning aan de [adres 2] te Haarlem. [1] In die woning bevonden zich twee ruimtes die door de politie zijn aangeduid als kweekruimte A en kweekruimte B. Ruimte A was bekleed met aluminium isolatiemateriaal. Er hingen assimilatielampen aan het plafond, het licht was aan en er stond een airco (een zogeheten Opticlimate). Het was in deze ruimte opvallend warm. Tegen een muur was een bord met transformatoren gemonteerd en er liepen elektriciteitsdraden naar deze ruimte. In de meterkast was het zegel verbroken en de beschermkappen waren van de stoppen gehaald. Grijs elektriciteitsdraad kwam hier uit, maar was nog niet aangesloten.
Kweekruimte B was eveneens bedekt met aluminium isolatiemateriaal en ook hier hingen assimilatielampen aan het plafond.
In de gang van de woning werd eveneens een airco (eveneens een Opticlimate) aangetroffen. [2]
De twee ruimtes hadden een oppervlakte van respectievelijk 8 en 16 vierkante meter. Uitgaande van 16 planten per vierkante meter zouden in de eerste ruimte 128 hennepplanten en in de twee ruimte 256 hennepplanten geplaatst kunnen worden. In totaal zouden in beide ruimtes 384 planten geplaatst kunnen worden. [3]
Naar aanleiding van hetgeen is aangetroffen op voormeld adres heeft politieambtenaar [verbalisant 1] het volgende gerelateerd. [4]
De twee aangetroffen Opticlimates zijn volledig gereguleerde airco’s met een prijs van tussen de 3.000 en 8.000 per stuk. De isolatie duidde op bedrijfsmatigheid omdat herkenning van buitenaf op die manier wordt voorkomen. Met betrekking tot de ruimte als geheel kon worden vastgesteld dat een aanzienlijke investering was gedaan met de bedoeling een hennepkwekerij op te zetten waarmee verschillende keren kon worden geoogst. Daarbij geschiedde het teeltproces in afzonderlijke daarvoor ingerichte ruimtes onder gecontroleerde condities en in belangrijke mate geautomatiseerd, met behulp van technische middelen, kennelijk ter optimalisering van het teeltproces en minimalisering van de daarvoor van de teler vereiste inspanning. De Opticlimate is een watergekoelde airconditioner voor de beheersing van het binnenklimaat. De ingang wordt aangesloten op de tapwater-voorziening. De uitgang wordt aangesloten op het riool met een eventuele aftakking naar een water- of voedingsvat.
Na het eenmalig instellen zal de Opticlimate al naar gelang de nacht- of dagstand, verwarmen of koelen.
De verdachte heeft bij de politie bevestigd dat hij zich in voormelde woning bevond toen de politie daar binnenkwam op 13 maart 2018 en heeft verder verklaard dat hij was ingehuurd om twee airco’s aan te sluiten, samen met water (en gas), opdat water bij de airco’s kon komen. Voorts heeft hij toen verklaard over hetgeen hij zag in de woning: ‘Het leek erop dat het een kwekerij ging worden’. [5] De politie hield de verdachte voor dat hij eerder had verteld dat hij een jaar geleden ook was aangehouden toen hij een airco moest aansluiten. Op de vraag ‘dan kun je nu niet zeggen dat je niet wist wat er met de woning zou gebeuren, dat er dus een hennepkwekerij in zou komen’, heeft de verdachte geantwoord: ‘ja dat klopt’.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte daaraan toegevoegd, dat hij in 2016 is veroordeeld voor een soortgelijk feit, dat hij op 13 maart 2018 (tegen betaling van € 250) de twee Opticlimates zou aanleggen, dat hij daarmee 6 à 7 uur in de woning aan het werk was geweest, dat hij bijna klaar was met zijn werkzaamheden en dat hij in de woning wel goederen zag liggen die duidden op de inrichting van een hennepkwekerij, maar dat hij graag wat extra geld wilde verdienen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor de vaststelling dat sprake was van een professioneel bedreven hennepteelt en van medeplegen en dat de verdachte slechts de klusjesman was die zich had moeten distantiëren, maar die voorafgaand aan zijn opdracht geen wetenschap had van hetgeen zich in de woning bevond. Zij heeft het hof daarom verzocht de verdachte vrij te spreken.
Het hof verwerpt dit verweer.
Hot hof leidt uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden af, dat de verdachte op de tenlastegelegde datum in de woning aan de [adres 2] te Haarlem bezig was met het installeren van twee Opticlimates en die dus toen en daar voorhanden had. Tevens wordt daaruit afgeleid dat deze Opticlimates bestemd waren voor de beheersing van het binnenklimaat van een op te zetten hennepplantage van aanzienlijke omvang. Dat de verdachte dit ook wist, blijkt niet alleen uit zijn eigen verklaringen maar ook uit de omstandigheid dat hij uren in de betreffende woning heeft verbleven en daar, duidelijk zichtbaar, veel (andere) voorwerpen aanwezig waren die kunnen worden gerelateerd aan het opzetten van een dergelijke kwekerij. Dit kan de verdachte, die blijkens zijn werkzaamheden verstand moet hebben van Opticlimates, niet zijn ontgaan.
Het hof vindt dan ook, anders dan de raadsvrouw, dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee voorwerpen, Opticlimates, waarvan hij wist dat deze bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat, nu het dossier en het verhandelde ter terechtzitting daarvoor geen concrete aanknopingspunten bevatten, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met betrekking tot dat voorhanden hebben nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen, zodat het hof de verdachte zal vrijspreken van medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 maart 2018 te Haarlem in een woning aan de [adres 2] voorwerpen heeft voorhanden gehad, te weten 2 Opticlimates, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen waarvan 13 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uur, bij niet-verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft voorwerpen voorhanden gehad die bestemd waren voor gebruik in een professionele hennepkwekerij van aanzienlijke omvang. De verdachte heeft met name oog gehad voor eigen financieel gewin en zich niets gelegen gelaten aan het gevaar voor de volksgezondheid dat het gebruik van hennep met zich brengt. Ook heeft de verdachte zich onverschillig betoond voor de gevaren van grootschalige hennepteelt in een woning.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 februari 2019 is hij eerder ter zake van misdrijven, waaronder een Opiumwetfeit, onherroepelijk veroordeeld hetgeen in zijn nadeel meeweegt.
Het hof acht, alles afwegende, een vrijheidsstraf waarvan een deel voorwaardelijk en een taakstraf van na te melden duur, passend en geboden. Hierin ligt besloten dat niet kan worden volstaan met een straf die lichter is dan de hieronder genoemde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
13 (dertien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. A.M. van Woensel, en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 maart 2019.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal aanhouding van 13 maart 2018 met nummer PL1100-2018046465-3, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], doorgenummerde pagina’s 56 en 57.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 14 maart 2018 met nummer PL1100-2018046465-12, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5], doorgenummerde pagina’s 3 tot en met 8.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 maart 2018 met nummer PL1100-2018046465-29, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6], doorgenummerde pagina 11.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde pagina’s 17 tot en met 18.
5.Een proces-verbaal van verhoor van 14 maart 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6],, doorgenummerde pagina’s 65-68.