Uitspraak
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, locatie Norgerhaven te Veenhuizen.
1.hij op of omstreeks 24 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft gestopt / geduwd / gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, de keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of die [slachtoffer] op het bed heeft geduwd en/of- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] hem moest neuken en/of dat hij, verdachte, niet ging betalen, althans woorden van gelijke aard of strekking.
1.hij op 24 februari 2017 te Amsterdam door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht, en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hierin dat verdachte [slachtoffer] meermalen de keel heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden en [slachtoffer] op het bed heeft geduwd en tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat [slachtoffer] hem moest neuken en dat hij niet ging betalen.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2017041441-9 van 25 februari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 3).
[slachtoffer]:
het hof begrijpt: 2017] was ik werkzaam als prostituee in mijn werkkamer op de [adres 2]. Een mannelijke klant kwam binnen in mijn werkkamer. Ik vroeg de man zijn jas op de kapstok te hangen. Ik vroeg de man het geld voor mijn diensten. Ik kreeg het geld niet. Direct pakte de man mij met gestrekte armen met zijn beide handen om mijn keel. Ik was direct heftig geschrokken. Ik kreeg geen lucht meer en dacht dat ik dood zou gaan door de hardhandige actie van de man. Ik kon geen kant op en kon mijzelf niet uit de situatie bevrijden. Ik voelde dat hij mijn keel verder dicht kneep, waardoor ik geen lucht meer kreeg. De man liet mij los en vroeg mij seks met hem te hebben. Hij vertelde dat hij geen geld had dit te kunnen betalen. Ik was zo ontzettend bang voor deze man dat ik overdreven vriendelijk tegen hem deed om mijzelf uit deze situatie te redden. Ik zei: "Ik doe alles wat je wil, je hoeft niet te betalen". Toen heeft hij mij opnieuw geprobeerd te verwurgen door mij bij mijn keel te pakken. Ik werd gedwongen op het werkbed te gaan zitten. De jongeman zag duidelijk dat ik door de verwurging geen lucht en adem meer kon halen. Ik was doodsbang en hij zei steeds dat hij seks wilde maar geen geld had om dit te betalen. Ik riep: “Ik doe alles wat je van me vraagt, maar vermoord mij niet”. Ik heb de man toen een condoom omgedaan, hij liet zijn broek zakken tot aan zijn knieën. Ik begon toen met de orale seks. De man pakte mij vervolgens met kracht bij mijn pols. Onmiddellijk heb ik de beheerder [
het hof begrijpt: de beheerder van de peeskamer, [getuige]] gebeld. Ik was in shock en zeer aangeslagen door het gebeuren, ik kon niet praten van de schrik. Ik heb rode plekken ter hoogte van mijn adamsappel. Ik heb sneetjes links en ik heb hele erge pijn in mijn keel. Als ik slik heb ik pijn, het is opgezwollen en zeer pijnlijk.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017041441-6 van 25 februari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 16 tot en met 18).
mededeling van de verbalisanten (of één van hen):
[slachtoffer]:
Een geschrift, zijnde een letselrapportage van Forensische Geneeskunde GGD Amsterdam van 27 februari 2017, opgesteld door forensisch arts [naam 1] (doorgenummerde pagina’s 111 en 112).Dit geschrift houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2017041441-34 van 1 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (doorgenummerde pagina’s 115 en 116).Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 maart 2017 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van
de getuige [getuige]:
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 12 maart 2019.
verdachtehoudt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, waarbij de in het vonnis genoemde bijzondere voorwaarden zijn gesteld;
- de schadevergoedingsmaatregel die ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] is opgelegd.
first offendersplegen te worden opgelegd. Die hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden genoemd. Deze straf neemt het hof tot uitgangspunt. Nu in het onderhavige geval sprake is van strafverzwarende omstandigheden, zoals het angstaanjagende, door de verdachte toegepaste geweld, de kwetsbare positie waarin het slachtoffer ten tijde van het vergrijp verkeerde en de recidive van de verdachte, acht het hof in dit geval een significant hogere gevangenisstraf gerechtvaardigd. Desalniettemin komt het hof uit op de straf zoals door de advocaat-generaal geëist, omdat het hof rekening houdt met de invloed die genoemde persoonlijkheidsproblematiek op de totstandkoming van de verkrachting heeft gehad. Hoewel het hof het uit oogpunt van recidivebeperking van groot belang acht dat de verdachte zal worden behandeld voor zijn problematiek en begeleid zal worden door de reclassering, is daarin al voorzien door de straf die de rechtbank heeft opgelegd ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Het hof ziet daarom geen aanleiding (nogmaals) een gedeelte van de op te leggen straf in de voorwaardelijke vorm op te leggen.
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maandenwaarvan een gedeelte, groot
8 (acht) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijdvan
5 (vijf) jarenniet aan de in het vonnis waarvan beroep genoemde algemene en bijzondere voorwaarden houdt, te weten:
als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Behandelverplichting
Overige aanwijzingen het gedrag betreffend
voorwaarden en de veroordeelde daarin te begeleiden,
schadevergoedingsmaatregeldie bij het vonnis waarvan beroep ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] is opgelegd, te weten:
legt aan verdachte op de verplichting ten behoeve van [benadeelde], aan de Staat
€ 4.152,- (vierduizendhonderdttweeënvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 24 februari 2017, tot aan de dag dat de vordering geheel is afgedaan. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 51 (eenenvijftig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.