ECLI:NL:GHAMS:2019:1367

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
23-002811-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van een gebiedsverbod in Amsterdam met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam om zich uit een dealeroverlastgebied te verwijderen. Dit bevel was opgelegd omdat de verdachte eerder was veroordeeld voor een vergelijkbaar misdrijf. De tenlastelegging betrof een overtreding op 20 juli 2018, waarbij de verdachte zich niet aan het gebiedsverbod hield, terwijl er nog geen twee jaar waren verstreken sinds zijn eerdere veroordeling.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de op te leggen straf moest worden bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had zich inmiddels ingespannen om zijn leven te verbeteren door hulpverlening te zoeken voor zijn verslavings- en schuldproblematiek.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de eerder opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 80 uren, rekening houdend met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. Daarnaast werd de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met één jaar verlengd. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte veroordeelde tot de taakstraf en de verlenging van de proeftijd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002811-18
datum uitspraak: 18 april 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-142856-18 en 13-153628-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 20 juli 2018 te 00:10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende -zakelijk weergegeven- om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden 13-079673-17/23-002368-17 OH op 30 december 2017.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 juli 2018 te 00:10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens wettelijk voorschrift, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende -zakelijk weergegeven- om zich uit het dealeroverlastgebied Amsterdam te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een gebiedsverbod voor de duur van zes maanden met dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 20 juli 2018 een namens de Burgemeester van Amsterdam opgelegd gebiedsverbod overtreden. Door zo te handelen heeft hij er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan een besluit van het bevoegde gezag dat is genomen met het oog op handhaving van de openbare orde in het betreffende gebied. Dit is des te kwalijker nu uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2019 blijkt dat hij binnen twee jaren vóór de tenlastegelegde datum ook al eens was veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Een vrijheidsbenemende straf, zoals door de rechter in eerste aanleg is opgelegd, is naar het oordeel van het hof dan ook in beginsel passend te achten.
Het hof houdt, in het voordeel van de verdachte, echter rekening met zijn persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting door de verdachte en diens raadsman naar voren zijn gebracht. De verdachte is uit eigen beweging is gestart met een hulpverleningstraject, waarbinnen hij begeleiding krijgt van stichting MEE op het gebied van huisvesting, van Inforsa voor zijn verslavingsproblematiek en van Doras voor zijn schuldproblematiek. De verdachte lijkt gemotiveerd te zijn om mee te werken aan de geboden hulpverlening teneinde stabiliteit in zijn leven te krijgen. Ook lijkt hij baat te hebben bij de structuur die zijn moeder in zijn leven brengt. Aangenomen mag worden dat deze positieve ontwikkelingen de recidivekans verlagen.
Dat de verdachte gemotiveerd is om zijn leven te beteren wordt onderbouwd door het eerdere genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie waaruit blijkt dat de verdachte sinds het onderhavige feit niet opnieuw in aanraking is geweest met justitie.
Daarom acht het hof het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat deze kennelijk positieve ontwikkelingen niet worden doorkruist door een straf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Om die reden zal het hof in dit bijzondere geval, alles afwegende, overgaan tot de oplegging van een taakstraf. Gezien de ernst van het feit en de recidive komt het hof daarbij tot een iets hogere taakstraf dan gevorderd door de advocaat-generaal. Gelet op de hierna te noemen beslissing met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, ziet het hof echter geen aanleiding daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 november 2017 opgelegde voorwaardelijke taakstraf 60 uren subsidiair 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen, zoals ook door de raadsman is bepleit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 november 2017 parketnummer 13-153628-17, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. F.M.D. Aardema en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van
S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2019.
mr. B. van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.