ECLI:NL:GHAMS:2019:1368

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
23-000233-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigeren van medewerking aan ademanalyse door verdachte in verkeerszaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Polen in 1986, was beschuldigd van het niet meewerken aan een ademanalyse op 17 september 2017 te Hoofddorp. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte als bestuurder van een auto was aangesproken. Het hof heeft vastgesteld dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat de verdachte een beginnend bestuurder was, zoals vereist in artikel 8 lid 3 sub a van de Wegenverkeerswet. Het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een onderzoek, zoals bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet, en dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden. Tevens is de in beslag genomen Audi verbeurd verklaard. Het hof heeft rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, en heeft geoordeeld dat de opgelegde straffen passend zijn. De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een ademanalyse, waardoor het hof niet kon vaststellen of hij onder invloed was van alcohol, wat de verkeersveiligheid in gevaar kan brengen. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000233-18
datum uitspraak: 18 april 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 januari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 96-190706-17 en 96-004503-17 (TUL), 96-249924-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Nadere bewijsoverweging

Het hof overweegt dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op basis van de gebezigde bewijsmiddelen niet is vast komen te staan dat de verdachte een beginnend bestuurder is, zoals beschreven in artikel 8 lid 3 sub a Wegenverkeerswet 1994. Naar dit wetsartikel is wel in de tenlastelegging verwezen. Naar het oordeel van het hof staat vast dat in het onderhavige geval – voor zover daaraan is toegekomen; de verdachte heeft immers zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd – sprake is geweest van een onderzoek, zoals bedoeld in artikel 8 (tweede lid) Wegenverkeerswet 1994, waarbij aan alle daarvoor geldende waarborgen is voldaan. De verdediging heeft zich overigens gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring en niet is gebleken dat er enige twijfel was bij de verdachte over de vraag waartegen hij zich diende te verweren, zodat de verdachte daardoor niet in de verdediging is geschaad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8 van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden. Tevens is het inbeslaggenomen goed, te weten een personenauto van het merk Audi, verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden en de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, een personenauto van het merk Audi.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft geweigerd een bevel tot medewerking aan een ademanalyse op te volgen en zo een ademonderzoek gefrustreerd, waarbij op objectieve wijze kon worden vastgesteld of, en zo ja, in welke mate, het alcoholgehalte in zijn adem hoger was dan met het oog op de verkeerveiligheid wettelijk is toegestaan voor de bestuurder van een auto.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2019 is hij in het verleden, verschillende malen, onherroepelijk veroordeeld voor een misdrijf krachtens de Wegenverkeerswet 1994, waaronder overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van deze wet. Het hof acht het zorgelijk dat de verdachte meerdere keren is veroordeeld voor feiten die de verkeersveiligheid in gevaar kunnen brengen. Deze eerdere veroordelingen worden, voor zover deze onherroepelijk waren ten tijde van het plegen van het onderhavige feit, in het nadeel van de verdachte meegewogen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden hoogte in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van geruime tijd, passend en geboden.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte, is voor een geldboete of voor een kortere ontzegging van de rijbevoegdheid, anders dan door de raadsman bepleit, geen plaats.

In beslag genomen goed

Onder de verdachte is een personenauto, zijnde een zwarte Audi A4 (beslagnummer [nummer]), in beslag genomen. Naar oordeel van het hof is op basis van het dossier onvoldoende aannemelijk dat in het onderhavige geval sprake is van een situatie, zoals bedoeld in artikel 33a lid 2 onder a Wetboek van Strafrecht. Voor het hof is niet gebleken dat voor de eigenaar van de auto – toen deze het voertuig aan de verdachte uitleende – bekend was, dan wel dat deze redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat de verdachte een gevorderde ademanalyse zou weigeren.
Naar het oordeel van het hof kan uit het dossier en het verhandelde ter zitting worden afgeleid dat de personenauto van het merk Audi toebehoort aan de partner van de verdachte: [naam]. Het hof zal derhalve beslissen dat de auto moet worden teruggegeven aan deze rechtmatige eigenaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de vonnissen van:
i) de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 maart 2017, waarbij de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk is opgelegd (parketnummer: 96-004503-17);
ii) de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2017, waarbij een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk is opgelegd (parketnummer 96-249924-16).
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging zullen worden toegewezen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van beide proeftijden opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. In de actuele persoonlijke situatie van de verdachte, zoals deze door de raadsman en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, ziet het hof geen aanleiding om de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen, hoewel een gevangenisstraf de verdachte ongetwijfeld zwaar zal vallen. Het hof gelast de tenuitvoerlegging van beide voorwaardelijk opgelegde straffen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Gelast de
teruggaveaan [naam] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Personenauto Audi; zwart met kenteken [kenteken] (1997)(beslagnummer: [nummer]) .
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 maart 2017, parketnummer 96-004503-17, te weten van:
ontzeggingvan de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2017, parketnummer 96-249924-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. C.N. Dalebout en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van
S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2019.
mr. B. van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen
=========================================================================
[…]