In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was beschuldigd van diefstal van een racefiets in de periode van 12 tot en met 13 november 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel de diefstal zelf als het verwerven van een door misdrijf verkregen goed. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de eerdere zitting in eerste aanleg.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de racefiets heeft weggenomen door middel van braak op het slot. De verdachte heeft in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd, wat het hof heeft meegenomen in zijn beoordeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam. Het hof achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.
Bij de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof in aanmerking genomen dat hij eerder is veroordeeld voor diefstal en momenteel in een inrichting voor stelselmatige daders verblijft, waar hij een behandeling ondergaat die positief lijkt te zijn. Gezien de omstandigheden heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft tevens bepaald dat de in beslag genomen fiets moet worden teruggegeven aan de rechthebbende.