In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2002, was beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling na een incident op 6 december 2017 in Hoofddorp. Tijdens een afspraak om vuurwerk te kopen, werd de verdachte aangevallen door twee jongens, [naam 1] en [naam 2]. De verdachte had een keukenmes bij zich ter verdediging, maar ontkende actief te hebben gestoken. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de andere betrokkenen zorgvuldig gewogen. De verdachte werd in de verdediging niet geschaad door eventuele fouten in de tenlastelegging. Het hof concludeerde dat de verdachte het mes ter afdreiging voor zich had gehouden en dat de verwondingen van [naam 2] het gevolg waren van de vechtpartij. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van [naam 2]. De ten laste gelegde feiten werden niet bewezen, wat leidde tot vrijspraak van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.