ECLI:NL:GHAMS:2019:1706

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
23-003948-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor poging doodslag en zware mishandeling na vechtpartij met mes

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2002, was beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling na een incident op 6 december 2017 in Hoofddorp. Tijdens een afspraak om vuurwerk te kopen, werd de verdachte aangevallen door twee jongens, [naam 1] en [naam 2]. De verdachte had een keukenmes bij zich ter verdediging, maar ontkende actief te hebben gestoken. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de andere betrokkenen zorgvuldig gewogen. De verdachte werd in de verdediging niet geschaad door eventuele fouten in de tenlastelegging. Het hof concludeerde dat de verdachte het mes ter afdreiging voor zich had gehouden en dat de verwondingen van [naam 2] het gevolg waren van de vechtpartij. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van [naam 2]. De ten laste gelegde feiten werden niet bewezen, wat leidde tot vrijspraak van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003948-18
datum uitspraak: 25 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-760038-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 6 december 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk met een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken in de borst (thorax), althans het bovenlichaam, van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 6 december 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekverwondingen, te weten hematopneumothorax R, open pneumothorax L en pneumopericardium), althans een of meer steekwond(en) in de borst (thorax)/of het bovenlichaam), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn borst te steken;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 6 december 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, aan een persoon genaamd [slachtoffer], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekverwondingen, te weten hematopneumothorax R, open pneumothorax L en pneumopericardium), althans een of meer steekwond(en) in de borst (thorax)/of het bovenlichaam) toe te brengen, een (keuken) mes voor zich heeft gehouden en/of daarmee heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 6 december 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een (keuken)mes een of meermalen te steken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel (steekverwondingen, te weten hematopneumothorax R, open pneumothorax L en pneumopericardium), althans een of meer steekwond(en) in de borst (thorax)/of het bovenlichaam), heeft gehad;
uiterst subsidiair:
hij op of omstreeks 6 december 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met (zware) mishandeling, door een (keuken) mes voor zich te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de kinderrechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 200 uur taakstraf, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen jeugddetentie en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd voor de duur van twee jaren met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich onder toezicht stelt van de jeugdreclassering en meewerkt aan begeleiding van de Opvoedpoli of Care Express of een soortgelijke instelling.

Feiten

Het navolgende staat vast.
a. De verdachte is via Whats App benaderd door [naam 1] (hierna [naam 1]), die van hem vuurwerk wilde kopen. Zij hadden elkaar éénmaal op een feestje ontmoet en kenden elkaar verder niet. Een afspraak tussen beiden is gemaakt voor woensdagavond 6 december 2017 rond 20.00 uur bij het Kaj Munkcollege te Hoofddorp. De verdachte had op advies van een vriend een keukenmes van ca. 25 cm lengte bij zich gestoken, voor het geval [naam 1] zou trachten hem van zijn vuurwerk te beroven.
b. [naam 1] heeft een vriend, [naam 2] (hierna: [naam 2]) gevraagd met hem mee te gaan naar de afspraak met de verdachte. Uit Whats Appverkeer tussen [naam 1] en [naam 2] is gebleken dat zij de bedoeling hadden de verdachte te ‘kantelen’, dat wil zeggen van zijn vuurwerk te beroven. In dat verband is tussen hen besproken dat [naam 1] een mes bij zich zou steken.
c. Op de bewuste avond hebben [naam 1] en [naam 2] de verdachte op de afgesproken plaats ontmoet. Op verzoek van [naam 1] en [naam 2] zijn de jongens telkens naar een andere plaats gelopen, totdat zij aankwamen op een pleintje met weinig licht, waar verder niemand aanwezig was. Daar liet de verdachte het vuurwerk zien. Hij had het bij zich in een plastic zak, in een rugzak die hij op zijn buik droeg. Ineens begon [naam 2] op de verdachte in te slaan. [naam 2] sloeg tegen zijn hoofd en de borst. Nadat de verdachte meerdere keren was geslagen dook hij in elkaar om verdere slagen af te weren. Hij heeft toen het mes uit zijn jaszak gepakt en voor zich gehouden, maar [naam 2] ging door met slaan. Daarop is de verdachte gevallen, tegen een poort van een achtertuin die op het pleintje uitkwam. Door de val van de verdachte tegen de poort ging deze open, waarna verdachte naar het huis is gelopen op het raam heeft geklopt en om hulp heeft gevraagd. [naam 2] en [naam 1] zijn weggegaan. Toen de verdachte thuiskwam en het mes uit zijn jaszak haalde bleek er bloed op te zitten.
d. [naam 2] heeft het mes niet gezien, maar kwam er na de confrontatie achter dat hij steekwonden had opgelopen. In het ziekenhuis zijn twee steekwonden in zijn borstkas geconstateerd, waarvan één de rechterlong heeft geraakt, waardoor een klaplong is ontstaan. Bij de andere wond is het hartzakje geraakt. Hij is opgenomen op de intensive care afdeling en behandeld. Lichamelijk is hij inmiddels genezen, maar de gebeurtenis heeft psychisch nog steeds een grote impact op hem. Hij heeft littekens op zijn borstkas.
e. [naam 2] en [naam 1] zijn op 15 oktober 2018 door de Kinderrechter in de rechtbank Amsterdam voor het onderhavige voorval tot straf veroordeeld wegens poging tot diefstal met geweld.
Bij het vaststellen van deze feiten is het hof onder meer uitgegaan van de verklaringen die [naam 2] en [naam 1] bij de politie en ter terechtzitting in hun strafzaken (waarvan de niet uitgewerkte processen-verbaal in het dossier zijn gevoegd) hebben afgelegd en van de verklaringen van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep. Waar de verklaringen van elkaar afwijken is de verklaring van de verdachte gevolgd. De verdachte heeft, anders dan [naam 1] en [naam 2], vanaf het begin in grote lijnen consequent verklaard. Aan zijn verklaring moet daarom meer geloof worden gehecht dan aan de verklaringen van [naam 2] en [naam 1], in het bijzonder voor zover die bij de politie zijn afgelegd. Laatstgenoemden hebben immers aanvankelijk bij de politie een onjuist verhaal verteld over de confrontatie en hebben daarna over het voorval als verdachte in de eigen strafzaak een andere verklaring afgelegd.

Overwegingen omtrent het bewijs

Bij de beoordeling van de tenlastelegging is in de eerste plaats van belang waarop het opzet van de verdachte was gericht en of hij actief heeft gestoken, dan wel het mes slechts ter afdreiging en aldus ter verdediging voor zich heeft gehouden.
Aan de ene kant is het opgelopen letsel een aanwijzing dat de verdachte stekende bewegingen met het mes heeft gemaakt. De bij [naam 2] aangetroffen wonden lijken daarop te wijzen en het zou van zeer grote zelfbeheersing getuigen als de verdachte, terwijl [naam 2] op hem insloeg, het mes slechts voor zich heeft gehouden en er geen bewegingen mee heeft gemaakt.
Aan de andere kant staat de verklaring van de verdachte zelf, die ontkent dat hij heeft gestoken. Deze verklaring wordt enigszins ondersteund door de verklaringen van zowel [naam 2] als [naam 1], dat zij tijdens de confrontatie geen mes of stekende beweging hebben gezien. Als de verdachte stekende bewegingen had gemaakt met het mes in zijn hand, is het niet waarschijnlijk dat deze zowel [naam 2] als [naam 1] zouden zijn ontgaan.
Al met al kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte actief met het mes heeft gestoken en moet ervan worden uitgegaan dat hij het ter verdediging voor zich heeft gehouden. De verwondingen van [naam 2] moeten dan zijn ontstaan doordat het mes hem tweemaal heeft geraakt in de vechtpartij die tussen hem en de verdachte plaatsvond, wat te verklaren is door het aanhoudende geweld dat [naam 2] richting de verdachte toepaste. De enkele omstandigheid dat ook in de jas van [naam 1] een beschadiging is aangetroffen die mogelijk door een mes is veroorzaakt, doet niet af aan dit oordeel over de intentie waarmee de verdachte het mes voor zich heeft gehouden.
Aannemelijk is geworden dat de verdachte zich ten tijde van dit pakken en voor zich houden van het mes redelijkerwijs niet aan de aanranding door [naam 2] en [naam 1] kon en behoefde te onttrekken. Hij werd aan zijn rechterkant belemmerd door zijn fiets, aan de linkerkant door [naam 2], die op hem insloeg, en achterwaarts door de bebouwing. Onder die omstandigheden alsmede de overige hiervoor vastgestelde omstandigheden is het pakken van het mes en dit ter afdreiging voor zich houden evenmin disproportioneel. De verdachte komt aldus een beroep op noodweer toe. De enkele omstandigheid dat hij met een mes naar de afspraak is gegaan en daarmee een risico heeft genomen, maakt dat niet anders.

Vrijspraak

Het gevolg van het voorgaande is dat de ten laste gelegde poging tot doodslag en (poging tot) zware mishandeling niet zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken, nu niet kan worden vastgesteld dat de voor de poging doodslag, (poging tot) zware mishandeling vereiste opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, gericht was op het toebrengen van de dood/zwaar lichamelijk letsel.
Ook voor wat betreft de ten laste gelegde mishandeling moet vrijspraak volgen nu voor het toebrengen van letsel een rechtvaardigingsgrond bestaat en niet vastgesteld kan worden dat de verdachte met het mes heeft gestoken.
Voor bewezenverklaring van de uiterst subsidiair ten laste gelegde bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk van de bedreiging op de hoogte is geraakt. Nu [naam 2] heeft verklaard dat hij het mes niet heeft gezien en er pas achteraf achter is gekomen dat hij mesverwondingen had opgelopen, moet de verdachte ook hiervan worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.320,45, waarvan € 1.320,45 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 6.164,45, bestaande uit € 1.164,45 aan materiële schadevergoeding en € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding, met wettelijke rente vanaf 6 december 2017. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 6.164,45 met wettelijke rente vanaf 6 december 2017.
De verdachte wordt niet schuldig wordt verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair, meer subsidiair, meest subsidiair en uiterst subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2019.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]