ECLI:NL:GHAMS:2019:1735

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
24 mei 2019
Zaaknummer
23-004548-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot woninginbraak en voltooide woninginbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van meerdere tenlasteleggingen, waaronder poging tot woninginbraak en voltooide woninginbraak. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte, dat onbeperkt was ingesteld, niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg. De tenlastelegging omvatte onder andere een poging tot inbraak in een woning in Noordwijk op 13 juli 2015, en het wegnemen van goederen uit een andere woning op dezelfde datum. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 april 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlasteleggingen. Ten aanzien van de poging tot inbraak was het tijdsbestek tussen de verlaten woning en de waarneming van getuigen te groot om de verdachte te kunnen koppelen aan de inbraakpoging. Ook was er geen direct bewijs dat de verdachte betrokken was bij de inbraak van goederen, aangezien de jas die aan de inbraak was gekoppeld pas maanden later bij een medeverdachte werd aangetroffen. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel de poging tot woninginbraak als de voltooide woninginbraak. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof was onderworpen, en het hof heeft opnieuw recht gedaan door de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004548-17
datum uitspraak: 14 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15‑871222‑15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3, 4 en 5 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Noordwijk, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning aan het [adres 2], geld en/of goederen van zijn/hun/haar gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, en/of dat (die) weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun/haar bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar voormelde woning zijn/is gegaan, en/of de voordeur en/of een (toilet)raam van voornoemde woning hebben/heeft getracht te verbreken, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
2:
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Noordwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres 3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
drie, althans een aantal, (heren)horloges (van het/de merk(en) Omega en/of Swatch), en/of
één (heren)jas (kleur blauw, merk Blauer), en/of
acht, althans een aantal, zilveren (advocaat)lepeltjes, en/of
vier, althans een aantal, zilveren (gebaks)vorkjes, en/of
drie, althans een aantal, toiletartikelen (van het/de merk(en) Chanel en/of Biotherm), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen vooromschreven goed(eren) (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Een jas, die wordt gekoppeld aan de bewuste inbraak, is ruim drie maanden later aangetroffen bij een medeverdachte, maar van een connectie met de verdachte is niet gebleken. Het verband tussen de verdachte en deze inbraak is te indirect om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen leiden.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt het hof dat het tijdsbestek tussen het moment waarop de aangevers hun woning hebben verlaten (op 12 juli 2015 omstreeks 08:30 uur) en het moment waarop getuige [getuige] twee mannen naast de woning zag lopen (op 13 juli 2015 omstreeks 12:50 uur) te lang is, om zonder meer de conclusie te rechtvaardigen dat deze twee mannen de inbraakpoging waarvan aangifte is gedaan, moeten hebben gepleegd. De getuige heeft twee mannen bij de woning gezien, maar hij heeft niets gehoord of gezien dat erop wijst dat zij hebben gepoogd daar in te breken. Een verband tussen het bij de verdachten in de auto aangetroffen gereedschap en de moeten in het kozijn van de desbetreffende woning is ondanks onderzoek niet gevonden. Naar het oordeel van het hof is dan ook evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 mei 2019.
=========================================================================
[…]