ECLI:NL:GHAMS:2019:1884

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
23-001889-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar de rechter in eerste aanleg wegens schending van aanwezigheidsrecht en recht op rechtsbijstand

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 mei 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, was beschuldigd van diefstal van thermostaten ter waarde van circa 2315,97 euro, toebehorende aan een winkelbedrijf. De verdediging had hoger beroep ingesteld omdat de verdachte en zijn raadsman de zitting in eerste aanleg niet konden bijwonen. De raadsman had verzocht om aanhouding van de zitting, maar dit verzoek werd afgewezen. Het hof oordeelde dat het aanwezigheidsrecht en het recht op rechtsbijstand van de verdachte waren geschonden, omdat de raadsman ziek was en de verdachte in het buitenland verbleef. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling, waarbij het hof de noodzaak van een eerlijke rechtsgang benadrukte. De uitspraak onderstreept het belang van de aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman tijdens de rechtszitting, en de gevolgen van het niet respecteren van deze rechten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001889-18
datum uitspraak: 28 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701467-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 maart 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 17, althans een of meer thermostaten (met een totale waarde van circa 2315,97 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, op de gronden als hierna vermeld.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg. De raadsman heeft betoogd dat de verdediging op 22 mei 2018 de politierechter heeft verzocht de zitting aan te houden, aangezien de verdachte in verband met zijn werk in het buitenland moest verblijven en de raadsman op dat moment ziek was. Op 24 mei 2018 heeft de verdediging vervolgens onder de aandacht gebracht dat de raadsman nog steeds ziek was en het verzoek tot aanhouding niet nader kon toelichten op de zitting. Tevens is vermeld dat de verdachte niet van een andere advocaat rechtsbijstand wenste, aldus de raadsman. Naar het oordeel van de raadsman heeft de rechter in eerste aanleg ten onrechte het aanhoudingsverzoek afgewezen en is het aanwezigheidsrecht en het recht op rechtsbijstand van de verdachte geschonden.
Het hof overweegt hier als volgt.
Artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt in welke gevallen het hof een vonnis moet vernietigen met terugwijzing van de zaak naar de rechtbank. In de jurisprudentie van de Hoge Raad is artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, uitgebreid voor het geval dat de rechter ter terechtzitting aan de behandeling ten gronde niet had mogen toekomen, omdat één van de personen die een ‘kernrol’ vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting, aldaar niet is verschenen.
Nu de verdachte en zijn raadsman het onderzoek in eerste aanleg niet hebben kunnen bijwonen wegens respectievelijk werkverplichtingen in het buitenland en ziekte, had de politierechter niet aan de inhoudelijke behandeling van de zaak mogen toekomen. Naar het oordeel van het hof is daarmee het aanwezigheidsrecht en het recht op rechtsbijstand geschonden.
Het hof zal het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2018 vernietigen en de zaak terugwijzen naar die rechtbank teneinde deze in overeenstemming met het voorgaande opnieuw te behandelen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. F.A. Hartsuiker en mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, in tegenwoordigheid van C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 mei 2019.
Mr. M.F.J.M. de Werd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.