ECLI:NL:GHAMS:2019:1891
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Veroordeling wegens invoer van cocaïne met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de passagier voor de inhoud van zijn bagage
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor het opzettelijk invoeren van cocaïne. De verdachte had verklaard dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne in zijn koffer, die hij had geleend van een onbekende persoon op Bonaire. Het hof oordeelde dat een passagier in principe bekend is met de inhoud van zijn bagage, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig waren die de verklaring van de verdachte geloofwaardig maakten. De verdachte had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de herkomst van de koffer en de omstandigheden waaronder hij deze had geleend. Het hof verwierp het verweer van de verdachte en oordeelde dat hij wist dat hij cocaïne naar Nederland bracht.
Daarnaast oordeelde het hof over de verbeurdverklaring van een in beslag genomen geldbedrag van € 50 en $ 942. Het hof achtte de verklaring van de verdachte over de herkomst van dit geld niet aannemelijk, gezien zijn financiële situatie en het feit dat hij als drugskoerier werd beschouwd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter voor wat betreft de teruggave van het geldbedrag van € 50, verklaarde dit bedrag verbeurd en bevestigde het vonnis voor het overige. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van passagiers voor hun bagage en de gevolgen van het invoeren van drugs.