De grieven 10 en 11 in principaal appel stellen de schade door tenderverkopen aan de orde. Tussen september 2006 en juli 2008 heeft SGBB acht tenderverkopen uitgeschreven. In vier van de acht gevallen heeft AZ Wonen meegeboden, en niet Amstel Match zoals [appellant] betoogt, en in drie van deze gevallen (Alphen aan de Rijn, Leiderdorp en Rijssen) is het project uiteindelijk aan Amstel Match gegund (zie administratiedocument tenderverkopen, productie 30a bij inleidende dagvaarding), terwijl AZ Wonen niet het hoogste bod had uitgebracht. Twee van de projecten (Alphen aan de Rijn en Leiderdorp) zijn ongeveer 10% onder de taxatiewaarde verkocht. Dat de verkoop van die twee projecten toch doorgang heeft gevonden is daarmee in strijd met de goedkeuring zoals gegeven door de Raad van Toezicht waarin was opgenomen dat de verkoopprijs minimaal 95% van de taxatiewaarde zou moeten zijn (zie memorandum tenderverkopen Raad van Toezicht SGBB, productie 30b bij inleidende dagvaarding). [appellant] stelt dat de biedingen op 99% van de boekwaarde lagen en dat er één daarboven lag, zodat, zo begrijpt het hof zijn stellingen, de verkopen niet in strijd waren met het memorandum tenderverkopen. Wat daarvan zij, dat memorandum gaf een minimumprijs weer. De systematiek van de tenderverkopen was er echter, zoals ook gebruikelijk is, op gericht om een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren. Om die reden had, ook los van het memorandum, aan de hoogste bieder gegund moeten worden. Omtrent bijzondere omstandigheden, die ertoe hadden kunnen leiden dat toch aan een lagere bieder verkocht werd, heeft [appellant] zoals wel op zijn weg lag, niets gesteld.
Vestia stelt dat [appellant] - wederom samenspannend met [B] - winsten wist te boeken op genoemde tenderverkopen. De schade van SGBB bedraagt in totaal € 1.066.689, het verschil tussen de hoogste biedingen en de prijs waarvoor de drie projecten aan Amstel Match zijn gegund.
De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] tegen het betoog van SGBB slechts heeft aangevoerd dat hij niet bij de tenderverkopen betrokken is geweest, maar Amstel Match. Dat betoog faalt volgens de rechtbank, omdat onvoldoende is weersproken dat ook Amstel Match moet worden gerekend tot de groep van waaruit het in deze procedure aan de orde zijnde onrechtmatig handelen plaatsvond. Voor die aanname is mede grond dat Amstel Match een door [appellant] gecontroleerde vennootschap was en in de context van de hier aan de orde zijnde gedragingen moet worden gezien als één van de werktuigen die door [appellant] en [B] werden ingezet om SGBB op te lichten, althans, zo begrijpt het hof, op onrechtmatige wijze ten koste van SGBB transactiewinsten te maken. Het lag bij de geschetste stand van zaken op de weg van [appellant] om nauwkeurig uit te leggen welke zakelijke grondslag er bestond voor de onderhavige tenderverkopen. Nu hij dit heeft nagelaten worden die tenderverkopen onrechtmatig geacht en wordt zijn betwisting dat hij ook voor deze schade medeaansprakelijk kan worden gehouden als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd, aldus de rechtbank.
[appellant] geeft ook in hoger beroep geen zakelijke grondslag voor de gunning van de drie projecten aan Amstel Match in plaats van aan degenen die het hoogste bod hebben uitgebracht. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het verweer heeft gepasseerd dat Amstel Match niet tot de groep behoorde van waaruit onrechtmatig handelen plaatsvond. Het hof volgt hem daarin niet. In hoger beroep heeft [appellant] niet betwist dat Amstel Match een door hem gecontroleerde vennootschap is. Daaruit volgt, in de hier aan de orde zijnde omstandigheden, dat Amstel Match tot de groep behoorde. Voorts staat vast dat niet Amstel Match heeft meegeboden, maar AZ Wonen. Uit het feit dat de drie projecten door SGBB uiteindelijk aan Amstel Match zijn gegund en niet aan AZ Wonen als degene die heeft meegeboden, leidt het hof af dat [appellant], die in AZ Wonen de feitelijke leiding had, dat heeft bewerkstelligd. Een andere, zakelijke, grondslag daarvoor is door [appellant] niet gegeven. De stelling van [appellant] dat het doen van een bod zonder zakelijke grondslag niet om die reden onrechtmatig is, is op zichzelf genomen juist, maar miskent dat het hier gaat om een van de factoren in een als geheel onrechtmatig geacht handelen, te weten het verkrijgen van een project door een partij die niet heeft meegeboden en ook niet meer heeft geboden dan de hoogste bieder. [appellant] kan dus voor de schade uit de tenderverkopen aansprakelijk worden gehouden. De daaruit voortgevloeide schade is gelijk aan het verschil tussen het hoogste bod en de daadwerkelijk ontvangen prijs. [appellant] heeft niet gemotiveerd betwist dat Vestia ook op die wijze haar schade heeft berekend. De grieven falen.