ECLI:NL:GHAMS:2019:203

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
23-001205-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben van een vuurwapen in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 13 januari 2017. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot de conclusie kwam dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken, omdat er onduidelijkheid bestond over hoe het DNA-materiaal van de verdachte op het wapen was gekomen en of de verdachte zich bewust was van het wapen dat in onderdelen was aangetroffen.

Tijdens de zitting op 10 januari 2019 heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging. Het hof heeft vastgesteld dat in een woning een hennepplantage was aangetroffen en dat daarbij een pistool in vijf onderdelen was gevonden. Op het wapen was DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte het wapen voorhanden had. Er was geen bewijs dat de verdachte de beschikkingsmacht over het wapen had gehad of dat hij zich bewust was van de aanwezigheid ervan.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan het ten laste gelegde feit en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van de beschuldiging van het voorhanden hebben van een vuurwapen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001205-18
datum uitspraak: 24 januari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-226305-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in / op of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 13 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer (vuur)wapens van categorie III, te weten een pistool (merk HS, model 95; SIN-nummer [nummer]; in vijf (5) onderdelen, te weten een (1) slede en/of een (1) kast en/of een (1) loop en/of een (1) terugstootstang met sluitveer) en/of een rubberen greep) en/of twee (2) patroonhouders/ -magazijnen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. De advocaat-generaal heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat op basis van het dossier onvoldoende duidelijkheid bestaat over de vraag hoe het DNA-materiaal van de verdachte op het wapen is gekomen en hoe het wapen is aangetroffen. Daarnaast kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld of de verdachte zich bewust is geweest van het gehele wapen – dat in onderdelen is aangetroffen door de politie – en evenmin op welke plaats en op welke dag dan wel in welke periode de verdachte het wapen voorhanden zou hebben gehad.

Vrijspraak

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, omdat – kort samengevat – sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft geen beschikkingsmacht gehad over het wapen en er is evenmin sprake geweest van bewustheid bij de verdachte over de aanwezigheid daarvan.
Het hof overweegt als volgt.
In een woning aan de [adres 2] is op 13 januari 2017 een hennepplantage aangetroffen. Bij het onderzoek daarnaar heeft de politie een pistool gevonden, in vijf onderdelen. Op de scherpe randen van de loop en veer van dat wapen is, kort gezegd, DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen, in de zin van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie, is vereist dat bij de verdachte een zekere mate van bewustheid bestaat omtrent de aanwezigheid van dat wapen en dat de verdachte daarover kan beschikken.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De inhoud van het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen wanneer en op welke plaats de verdachte het wapen voorhanden zou hebben gehad. Ook volgt uit het dossier niet dat de verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. C.N. Dalebout en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2019.
Mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001205-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 24 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. C.N. Dalebout, raadsheer,
mr. P.M. Groenenberg, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J. Weening, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.