ECLI:NL:GHAMS:2019:209

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
23-000024-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 december 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1958, werd beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij zij op 9 november 2017 in Amsterdam een draagtas en negen chocobroodjes heeft weggenomen die toebehoorden aan een winkelbedrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte had de goederen met de bedoeling om deze wederrechtelijk toe te eigenen, uit het zicht van de caissières gehouden. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof besloot tot een taakstraf van 30 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar recidive. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000024-18
datum uitspraak: 24 januari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 december 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-225280-17 en 15-163430-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 9 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een [bedrijf] draagtas en/of negen chocobroodjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd wegens proceseconomische redenen.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat de verdachte voor het haar ten laste gelegde dient te worden veroordeeld en daartoe aangevoerd dat op de camerabeelden duidelijk is te zien dat de verdachte de chocoladebroodjes stevig tegen het lichaam houdt om deze zo aan het zicht van de caissière te onttrekken.
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van het haar ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat er sprake was van verwarring bij de verdachte waardoor zij vergeten is de chocobroodjes af te rekenen.
Het hof overweegt als volgt.
Met de politierechter is het hof van oordeel, conform de eis van de advocaat-generaal, dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op basis van de aangifte, de getuigenverklaring en de beschrijving van de camerabeelden heeft het hof de overtuiging gekregen dat de verdachte de tas en de broodjes bewust uit het zicht van de caissières heeft gehouden met de bedoeling om deze goederen – zonder daarvoor te betalen – mee te nemen. Daarmee is het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 9 november 2017 te Amsterdam een [bedrijf] draagtas en negen chocobroodjes die toebehoorden aan [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 16 uren met aftrek van het voorarrest, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 32 uren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsvrouw heeft verzocht om dezelfde straf op te leggen als is opgelegd door de politierechter in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Zij heeft daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat schade en hinder kan veroorzaken voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 december 2018 is zij eerder voor het plegen van winkeldiefstallen onherroepelijk veroordeeld. De eerder aan haar opgelegde straffen, en het feit dat zij in een proeftijd liep van een eerder voorwaardelijk aan haar opgelegde straf, hebben haar er kennelijk niet van weerhouden opnieuw winkeldiefstallen te plegen. Dit rekent het hof haar aan.
Gelet op de recidive en de ernst van het feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te rechtvaardigen. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren gebracht, echter aanleiding om hiervan af te wijken en een taakstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 november 2016 opgelegde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van €100,- subsidiair 2 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd deze vordering toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Het hof zal daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 november 2016, parketnummer 15-163430-16, te weten van:
een
geldboetevan
€ 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. C.N. Dalebout en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2019.
mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]