ECLI:NL:GHAMS:2019:211

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
23-000805-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in winkeldiefstalzaak met betrekking tot Dr. Martens laarzen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 28 februari 2018 was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging. De verdachte, geboren in 1966, was beschuldigd van winkeldiefstal van Dr. Martens laarzen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte onbeperkt hoger beroep heeft ingesteld, maar dat er geen hoger beroep openstaat tegen de vrijspraak van de politierechter. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 10 januari 2019 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis in eerste aanleg heeft gevorderd. Het hof heeft de strafmotivering van de politierechter vervangen door een verbeterde versie en heeft de beslissing omtrent de aftrek van voorarrest verduidelijkt. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor diefstallen, wat heeft meegewogen in de beslissing van het hof.

Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf van 4 weken, met aftrek van voorarrest, bevestigd, waarbij het hof de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging heeft genomen. Het hof heeft geoordeeld dat een vrijheidsbenemende straf passend is, gezien de herhaalde strafbare feiten van de verdachte en het gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van het gedupeerden winkelbedrijf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000805-18
datum uitspraak: 24 januari 2019
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701278-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis in eerste aanleg zal worden bevestigd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
- de strafmotivering vervangt door de navolgende verbeterde strafmotivering, en
- de beslissing in het dictum waar deze luidt: “met aftrek”, zal worden vervangen door de zin:
“Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.”

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek en een bevel tot gevangenhouding.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft uit de winkel [bedrijf] een paar Dr. Martens laarzen meegenomen zonder deze te betalen. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit waarbij schade en hinder wordt veroorzaakt voor de benadeelde. De verdachte heeft blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 december 2018 is hij meerdere malen onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van diefstallen. Onder die omstandigheden kan niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vervangt de woorden “met aftrek” in de beslissing door de navolgende zin:
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. C.N. Dalebout en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2019.
mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]