ECLI:NL:GHAMS:2019:2152

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
26 juni 2019
Zaaknummer
23-002354-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van heling en inbraak met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, waaronder heling van voertuigen en een bedrijfsinbraak. Het hof heeft de verdachte in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het hoger beroep gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. De zaak betreft onder andere de verwerving van een quad, een Mini Cooper en een Buell motorfiets, waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren. Daarnaast was er een inbraak in een zeecontainer waarbij goederen zijn ontvreemd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van kentekenplaten en een BMW, en aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, maar ook met de positieve wending in het leven van de verdachte, die inmiddels een eigen bedrijf heeft en een gezin.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002354-17
Datum uitspraak: 26 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-872134-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen hem onder 3 primair en subsidiair en 4 is ten laste gelegd. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld en dit is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 augustus 2016 te Zandvoort, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed te weten een Quad (kenteken: [kenteken 1]) en/of een Mini Cooper of Mini One (kenteken: [kenteken 2]) en/of een Buell motorfiets ([kenteken 3]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 22 augustus 2016 te Bentveld, gemeente Zandvoort, een goed te weten twee, althans een of meer kentekenpla(a)t(en) ([kenteken 4]) en/of een BMW personenauto heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
primair
hij op of omstreeks 02 januari 2017 te Uitgeest tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een zeecontainer (zich bevindende op een bedrijfsterrein) heeft weggenomen 20, althans een of meer lamp(en) en/of RVS armatuur en/of een statief, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5.
subsidiair
hij op of omstreeks 02 januari 2017 te Uitgeest en/of IJmuiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed te weten een of meer lamp(en) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog inhoudelijk aan de orde, zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten zoals die thans in hoger beroep nog aan de orde zijn wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 5 tenlastegelegde.
Daartoe heeft hij ten aanzien van de verschillende feiten, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van het
onder 1ten laste gelegde.
Slechts kan worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde de garagebox huurde waarin de van misdrijf afkomstige goederen zijn aangetroffen.
De verdachte heeft daarvoor een verklaring gegeven die wordt ondersteund door getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. Dat de telefoon van de verdachte meermalen een zendmast in de buurt van de garagebox heeft aangestraald, kan niet bijdragen aan het bewijs omdat het sociale leven van de verdachte zich grotendeels in Zandvoort afspeelde. De politie heeft niet onderzocht of de telefoon van de verdachte die zendmast ook vóór en na de ten laste gelegde periode aanstraalde.
Ten aanzien van het
onder 5ten laste gelegde.
De peilbakengegevens komen niet overeen met de camerabeelden. Op de camerabeelden is te zien dat tussen 22:54 en 22:57 uur een auto op de plaats delict is gezien. Er is een duidelijke aanwijzing dat dit niet de auto van de verdachte is, omdat zijn auto zich om 22:52 uur op de A9 bij Uitgeest bevond en om 22:56 uur op de A9 bij Castricum. Tenslotte kan niet bijdragen aan het bewijs dat de verdachte in een telefoongesprek spreekt over lampen, nu niet is vastgesteld dat het om de ontvreemde lampen gaat.

Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde

Met de raadsman is het hof van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De verdachte huurde op de ten laste gelegde datum de garagebox waarin van misdrijf afkomstige goederen zijn aangetroffen. Deze omstandigheid rechtvaardigt echter niet zonder meer de conclusie dat de verdachte hiervan wist, noch dat hij de beschikking had over deze goederen.
De verdachte stelt immers dat hij had op genoemde datum de garagebox had onderverhuurd aan [naam]. Deze verklaring kan niet op voorhand als onaannemelijk terzijde worden geschoven, omdat deze steun vindt in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de raadsheer commissaris.
Ook overigens zijn er onvoldoende concrete aanwijzingen dat de verdachte zich aan het onder 1 tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt. De uitkomst van het telecomonderzoek is te weinig onderscheidend om op basis daarvan te concluderen dat de verdachte de garagebox in weerwil van het voorgaande (ook zelf) nog steeds gebruikte. Het is niet onaannemelijk dat een deel van het sociale leven van de verdachte zich in Zandvoort afspeelde. Daarnaast is niet onderzocht of de telefoon van de verdachte in de periode vóórdat (of nadat) hij de garagebox huurde met eenzelfde frequentie zendmasten in de nabije omgeving van de garagebox aanstraalde.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde

Ten tijde van de inbraak op 1 januari 2017 tussen 22.32 en 22.54 uur heeft een aantal daders goederen weggenomen uit een zeecontainer op een bedrijfsterrein, waaronder 20 lampen. Op camerabeelden is te zien dat goederen werden ingeladen in een bestelbus die, ook op detailniveau (geen wieldop zichtbaar op het linker achterwiel), grote gelijkenis vertoont met de bestelauto van de verdachte: een Fiat Ducato voorzien van kenteken [kenteken 5].
Uit historische bakengegevens kan verder worden afgeleid dat die Fiat Ducato op 1 januari 2017 tussen 22.17 uur en 22.49 uur in de directe omgeving van voormeld bedrijfsterrein aanwezig was.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de auto van de verdachte zich op het moment van de diefstal in de buurt daarvan bevond. De afwijking in tijdsaanduiding van de camerabeelden, onderscheidenlijk de bakengegevens, is zo gering dat het hof hieraan niet die betekenis hecht die de raadsman daaraan toegekend wenst te zien. Daarnaast heeft de verdachte kort na de diefstal, op 2 januari 2017 om 13:01 uur, een telefoongesprek met een onbekende persoon over “
die lampen” die de onbekende “
misschien” “
gelijk al kwijt” kon, waarop de verdachte, kennelijk als verkoopprijs, een bedrag voorstelde van “
vijftien euro? Per lamp”.
De verdachte heeft geen aannemelijke, hem ontlastende verklaring voor de aanwezigheid van zijn bestelauto bij de plaats van het delict of het inladen van goederen willen of kunnen geven en kort daarna een verkoopgesprek gevoerd over lampen die de onbekende misschien al meteen kwijt kon. Onder die omstandigheden acht het hof, anders dan de raadsman en mede op basis van de overige te gebruiken bewijsmiddelen, het onder 5, primair, tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 22 augustus 2016 te Bentveld, gemeente Zandvoort, goederen, te weten twee kentekenplaten ([kenteken 4]) en een BMW personenauto voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5 primair.
hij omstreeks 02 januari 2017 te Uitgeest tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een zeecontainer zich bevindende op een bedrijfsterrein heeft weggenomen 20 lampen, een RVS armatuur en een statief, toebehorende aan [bedrijf], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen onder 2 en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 5 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd.
Het onder 5 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 5 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 5 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 5 primair ten laste gelegde tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een personenauto en kentekenplaten. Hiermee heeft de verdachte niet alleen geprofiteerd van een misdrijf, maar bovendien bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor van misdrijf afkomstige goederen.
Daarnaast heeft hij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak waarbij in het holst van de nacht goederen van aanzienlijke waarde zijn buitgemaakt. Bedrijfsinbraken zijn ernstige feiten die de benadeelden niet alleen materiële schade maar ook veel hinder bezorgen. Dergelijke misdrijven dragen meer in het algemeen bij aan maatschappelijke onrust en een gevoel van onveiligheid.
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een lagere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur.
In het voordeel van de verdachte zal het hof er bij de strafoplegging rekening mee houden dat de verdachte inmiddels zijn leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven. Zo heeft hij een eigen bedrijf waarmee hij een vast inkomen genereert en heeft hij een gezin.
Het hof acht het in verband hiermee niet wenselijk dat de verdachte opnieuw gedetineerd zal raken en zal bepalen dat de op te leggen gevangenisstraf de duur van het voorarrest niet overstijgt.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, passend en geboden.
Het hof ziet aanleiding af te wijken van de eis van de advocaat-generaal nu het, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel is dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 2.327,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 890,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 22.423,58 (€ 13.523,58 aan materiële, € 4.200,00 aan immateriële en € 3.700,00 aan aanvullende schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 13.523,58. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu niet is gebleken dat [benadeelde 1] gemachtigd was de vordering in te dienen namens de benadeelde [bedrijf]
De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Uit hetgeen hiervoor ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde is overwogen in combinatie bezien met de overige inhoud van het dossier volgt dat als benadeelde partij in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering ter zake van dat feit dient te worden aangemerkt [bedrijf] De vordering is echter ingediend door [benadeelde 1]. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft [benadeelde 1] toegelicht dat hij de vordering als natuurlijke persoon heeft ingediend.
[benadeelde 1] kan echter niet worden aangemerkt als degene die schade heeft geleden als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde feit. Onder die omstandigheden kan de benadeelde partij thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover nog inhoudelijk aan de orde en doet opnieuw recht:
Verklaart
niet bewezendat de verdachte
het onder 1 ten laste gelegdeheeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 5 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juni 2019.
Mrs. Tilleman en Den Otter zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]