Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven heeft beroofd, door met dat opzet (na kalm beraad en rustig overleg) voornoemde [slachtoffer 1] eenmaal of meermalen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, (in de buik) te steken;
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, (in de lever/het lichaam) heeft gestoken;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (bestaande uit vijf, in elk geval een of meer steekwond(en) in het lichaam/de lever) heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 2] met dat opzet eenmaal of meermalen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken.
Vonnis waarvan beroep
Vrijspraak moord, poging tot moord
Bewezenverklaring
hij op 10 juni 2017 te Amsterdam [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] met een mes in de buik te steken;
hij op 10 juni 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] meermalen met een mes in het lichaam heeft gestoken.
Bewijsmiddelen
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van
23 mei 2019,
proces-verbaal van bevindingenmet nummer PL1300-2017121058-11 van 10 juni 2017, in de
proces-verbaal van bevindingenmet nummer PL1300-2017121058-36 van 10 juni 2017, in de
NFI rapport, pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood, zaaknummer 2017.06.12.016, opgemaakt op 29 december 2017 door [naam 1] , arts en patholoog
aangiftemet nummer PL1300-2017121058-1 van 13 juni 2017 in de
medische verklaringvan 11 juni 2019, opgemaakt door [naam 2] , arts
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
putatiefnoodweer op de grond dat de verdachte, zoals uit zijn hiervoor weergegeven verklaring volgt en gelet op de voorafgaande situatie die avond in de kinderkamer meende dat [slachtoffer 2] met zijn andere hand “het wapen ging pakken en gebruiken, waar hij het al de hele avond over had”. De verdediging stelt dat de verdachte dat ook redelijkerwijs mocht menen en dat hij zich daartegen moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan.
overigenssteun in het navolgende.
omdat er werd gezegd dat [slachtoffer 2] (hof: [slachtoffer 2] ) een pistool ging halen” en dat zij op dat moment de politie heeft gebeld, “
omdat ze dachten dat
U houdt mij voor dat ik eerder heb gezegd dat ik van mening was dat ze terug zouden komen en dat wij daarom die badkamer in gingen. […] “ik dacht dat zij weggingen om een wapen te halen.” (p. 4 pv 23-24 mei 2019).
Oplegging van straf
Vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
.Ook zal het hof de in hoger beroep gevorderde kilometervergoeding en parkeerkosten als niet betwist toewijzen. Ten aanzien van het resterende deel van de post ‘onvoorziene kosten’, te weten een bedrag van € 748,52, zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (de broer van [slachtoffer 1] )
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (de vriendin van [slachtoffer 1] )
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Vordering tenuitvoerlegging
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) jaren.
€ 7.739,89 (zevenduizend zevenhonderdnegenendertig euro en negenentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) aan immateriële schadeaf.
€ 7.739,89 (zevenduizend zevenhonderdnegenendertig euro en negenentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
73 (drieënzeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 10.717,26 (tienduizend zevenhonderdzeventien euro en zesentwintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) aan immateriële schadeaf.
€ 10.717,26 (tienduizend zevenhonderdzeventien euro en zesentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
88 (achtentachtig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.
€ 12.686,42 (twaalfduizend zeshonderdzesentachtig euro en tweeënveertig cent) bestaande uit € 5.186,42 (vijfduizend honderdzesentachtig euro en tweeënveertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 10.000,00 (tienduizend euro) aan immateriële schadeaf.
€2.316,00 (tweeduizend driehonderdzestien euro).
€ 12.686,42 (twaalfduizend zeshonderdzesentachtig euro en tweeënveertig cent) bestaande uit € 5.186,42 (vijfduizend honderdzesentachtig euro en tweeënveertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
98 (achtennegentig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.