ECLI:NL:GHAMS:2019:2352

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-004258-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overschrijding maximumsnelheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 november 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van het overschrijden van de maximumsnelheid op de Nieuwe Leeuwarderweg in Amsterdam op 6 februari 2017. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met een snelheid van ongeveer 101 kilometer per uur had gereden, terwijl de maximumsnelheid op dat punt 70 kilometer per uur was. De verdachte voerde aan dat hij niet sneller had gereden dan toegestaan en dat de snelheidsmeting betrekking had op een ander voertuig dat hem inhaalde. Het hof heeft de bewijsvoering van de advocaat-generaal beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk de snelheid had overschreden. Het hof baseerde zich op de processen-verbaal van de verbalisant, die de snelheidsovertreding had vastgesteld. De verklaring van de moeder van de verdachte, die als getuige was gehoord, werd als onvoldoende beschouwd om aan de juistheid van de processen-verbaal te twijfelen. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een geldboete van € 150 op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004258-17
datum uitspraak: 26 april 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 23 november 2017 in de strafzaak
onder parketnummer 96-145543-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 12 april 2019.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2017 te Amsterdam als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Nieuwe Leeuwarderweg geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 101 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing
komt dan de kantonrechter.

Bewijsmotivering

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte vrijspraak van het aan hem tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij weliswaar op de in proces-verbaal aangeduide plaats en op dat tijdstip een auto heeft bestuurd, maar dat hij niet sneller heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan.
Dat de verbalisant door middel van radarmeting niettemin een snelheidsoverschrijding heeft vastgesteld, schrijft de verdachte toe aan het feit dat hij, rijdend op de linker rijstrook, ten tijde van de meting werd ingehaald door een op de rechter rijstrook rijdende auto die veel harder reed dan hij. De meting heeft betrekking gehad op die rechts inhalende auto en niet op zijn – verdachtes – auto, aldus de verdachte.
Het hof overweegt het volgende. In het dossier bevindt zich een in de wettelijke vorm, op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van 26 april 2017, waarin de snelheidsovertreding zoals ten laste gelegd aan de verdachte is geconstateerd. In beginsel dient van de juistheid van een dergelijk proces-verbaal te worden uitgegaan. In de onderhavige zaak geldt dit temeer, aangezien uit het proces-verbaal blijkt dat
de verbalisant, staand naast de rijbaan, het meetapparaat, voor de bediening waarvan hij was opgeleid, gericht heeft (gehouden) op de auto waarvan de rijsnelheid hem (kennelijk) was opgevallen en dat hij deze, door de verdachte bestuurde, auto direct na de constatering van de snelheidsovertreding heeft staande gehouden. Het is daarom onaannemelijk dat de meting een ander voertuig betrof dan het voertuig dat door verbalisant naar de kant van de weg werd gedirigeerd. Deze stelling vindt voorts bevestiging in het tweede op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van 27 november 2017 waarin de verbalisant op ambtsbelofte verklaart de verdachte continu in het zicht te hebben gehad. De verklaring ter terechtzitting (in eerste aanleg en in hoger beroep) van de als getuige gehoorde moeder van de verdachte inhoudende dat zij, zittend als passagier naast haar zoon, niet heeft gezien hoe hard haar zoon precies reed, maar dat het zeker geen 100km/h was, is onvoldoende om aan de juistheid van de inhoud van de twee voornoemde processen-verbaal te twijfelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2017 te Amsterdam als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor
het openbaar verkeer openstaande weg, de Nieuwe Leeuwarderweg geen gevolg heeft gegeven aan
een verkeersteken dat een verbod inhoudt, immers heeft hij in strijd met een bord A1 van bijlage I
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 – op welk bord een maximumsnelheid
van 70 kilometer per uur was aangegeven – gereden met een snelheid van ongeveer 101 kilometer
per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur overschreden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 150 subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft aanmerkelijk te hard gereden op de openbare weg en daarmee voor zichzelf en voor andere weggebruikers potentieel een gevaarlijke situatie doen ontstaan. Blijkens een de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie
is de verdachte éénmaal eerder voor een verkeersdelict onherroepelijk veroordeeld, maar dit betreft een zodanig oud feit dat hiermee bij de bepaling van de straf geen rekening wordt gehouden. Verder is het strafblad van de verdachte blanco. Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 62 jo. bord A1 van bijlage I en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen
23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is
bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 15 februari 2017 onder CJIB-nummer 5132542002861301.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van
betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.M. van Amsterdam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid
van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 26 april 2019.
Mr. A.M. van Amsterdam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]