ECLI:NL:GHAMS:2019:2413

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
23-003669-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van (mede)plegen hennepteelt en diefstal elektriciteit, maar wel medeplichtigheid aan hennepteelt en opzettelijk voorhanden hebben van wapens

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het (mede)plegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van hennepteelt en de diefstal van elektriciteit, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. Het hof oordeelde dat het NFI-rapport niet overtuigend bewijs leverde voor de aanwezigheid van de verdachte in de kweekruimte. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan hennepteelt, omdat de hennepkwekerij in haar schuur was aangetroffen en zij deze ter beschikking had gesteld aan onbekend gebleven personen. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk voorhanden hebben van een taser en een patroonhouder met munitie. Het hof verwierp de verweren van de verdediging, waaronder het beroep op verschoonbare feitelijke dwaling, en oordeelde dat de verdachte zich bewust moest zijn geweest van de aanwezigheid van de wapens. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar op, met een geldboete van €500,00. De in beslag genomen wapens en munitie werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003669-18
datum uitspraak: 12 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-871373-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primairzij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2016 tot en met 27 juli 2016 te Haarlem opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 57 hennepplanten en/of 5 plantenstekken en/of althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2016 tot en met 27 juli 2016 te Haarlem met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand en/of schuur aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 57 hennepplanten en/of 5 plantenstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2016 tot en met 27 juli 2016 te Haarlem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand en/of schuur voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.zij op of omstreeks 27 juli 2016 te Haarlem (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een handwapen (taser) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad;
3.zij op of omstreeks 27 juli 2016 te Haarlem een of meer wapens van categorie III, te weten een patroonhouder (merk Glock) en/of onderdeel en/of hulpstuk voor een categorie III vuurwapen, en/of munitie van categorie III, te weten 23 volmantel rondneus patronen te weten 22 patronen van het kaliber 7.65 en/of 1 stuk kaliber 9 milimeter voorhanden heeft gehad, in elk geval een wapen en/of munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II ;
4.zij in of omstreeks de periode 01 juli 2016 tot en met 27 juli 2016 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1 primair en feit 4

Het hof is van oordeel – in navolging van het betoog van de raadsman – dat het rapport van het NFI niet bewijzend is voor de aanwezigheid van de verdachte in de kweekruimte. In het rapport van het NFI staat dat een DNA-onderzoek is uitgevoerd op een in beslag genomen sigarettenpeuk en dat dit een match oplevert met het in de databank aanwezige DNA-profiel van de verdachte. Bij de inbeslagneming van de sigarettenpeuk die in de schuur van de verdachte is aangetroffen, is een SIN-nummer aan de sigarettenpeuk toegekend. Dit SIN-nummer komt echter niet overeen met het SIN-nummer van de sigarettenpeuk die blijkens het rapport door het NFI is onderzocht. Bij de sigarettenpeuk is in het rapport hetzelfde SIN-nummer vermeld als bij het DNA-profiel in de database, waarmee het monster is vergeleken. Bij deze stand van zaken valt niet met voldoende zekerheid uit te sluiten dat het NFI het DNA-profiel uit de database met hetzelfde profiel heeft vergeleken, dan wel met dat van een andere sigarettenpeuk dan de in de kweekruimte aangetroffen peuk.
Bij deze stand van zaken is er onvoldoende bewijs dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met het opzettelijk telen of aanwezig hebben van hennep, zodat zij hiervan moet worden vrijgesproken.
Ook is niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 4 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit. Er was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage liep en deze voorzag van elektriciteit. Het ligt het voor de hand dat de persoon die de hennepkwekerij heeft opgebouwd en de hennep heeft geteeld, ook degene is die de elektriciteit heeft omgelegd. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat de verdachte van deze omlegging op de hoogte was, laat staan dat zij dit feit heeft (mede)gepleegd.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen haar onder feit
1 subsidiair ten laste is gelegd omdat zij geen wetenschap had van de hennepkwekerij in haar schuur.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht het hof medeplichtigheid aan het opzettelijk telen wel wettig en overtuigend bewezen. De hennepkwekerij is aangetroffen in de schuur van de verdachte. De schuur hoort bij de woonwagen van de verdachte en maakt onderdeel uit van het perceel. Zij heeft dan ook de beschikking over de schuur gehad. De omstandigheid dat in haar schuur een kwekerij is aangetroffen impliceert dat zij haar schuur ter beschikking heeft gesteld aan een ander of anderen. Dat de verdachte niet wist dat haar schuur werd gebruikt ten behoeve van de exploitatie van een hennepkwekerij is ongeloofwaardig. Afgezien van het feit dat de hennepkwekerij zich in haar schuur bevond, lagen er droognetten met daarin resten van hennepplanten/henneptoppen onder haar woonwagen en zijn in haar woonwagen in een keukenla wietresten en wiettoppen aangetroffen. De verdachte moet dus hebben geweten dat haar schuur werd gebruikt voor het telen van hennep. Illustratief is in dit verband de inhoud van het tapgesprek tussen de verdachte en haar zoon op de dag van de ontdekking van de hennepkwekerij, waarin de zoon tegen haar zegt: “heb je zoon je weer in de problemen geholpen he”. Met betrekking tot een door de raadsman gevoerd verweer geldt nog dat de verdachte niet wordt tegengeworpen dat zij zich op haar zwijgrecht heeft beroepen, zodat geen strijd bestaat met de onschuldpresumptie-richtlijn. Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft gesteld dat niet kan worden bewezen dat het aangetroffen voorwerp een stroomstootwapen is, aangezien op geen enkele wijze is vastgesteld dat met dit voorwerp daadwerkelijk een stroomstoot kan worden gegeven.
In de woonwagen van de verdachte is in een lade van de kast onder de tv een stroomstootwapen aangetroffen. De verbalisant [naam], die taakaccenthouder (vuur)wapens is, heeft gerelateerd dat het een wapen betreft dat geschikt en bestemd is om elektrische schokken te produceren en dat er twee bedieningsknopjes aanwezig waren: één om de zaklamp de activeren en één om de elektrische schok te produceren. De verbalisant [naam] heeft geconcludeerd dat het wapen strafbaar is gesteld krachtens artikel 26 lid 1, artikel 3 lid 1 en artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie. In het dossier bevinden zich foto’s van het stroomstootwapen en daarop is te zien dat er op het uiteinde van het wapen twee contacten zitten en dat op de zijkant van het wapen een afbeelding van een bliksemschicht staat. Op grond van de bevindingen van de verbalisant en de uiterlijke kenmerken van het wapen moet worden geoordeeld dat het betreffende voorwerp een stroomstootwapen is. Dat het voorwerp niet is getest, maakt dit niet anders. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van feit 3
In de woonwagen van de verdachte is in de keukenlade een patroonhouder aangetroffen. In haar slaapkamer, in een doos onder het raam, zijn 23 patronen aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat deze spullen in haar woning lagen en dat deze van haar overleden man moeten zijn geweest.
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie is onder meer vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen (of de munitie).
De verdachte heeft verklaard dat zij gedurende veertien jaren alleen in de woonwagen heeft gewoond. Het ligt niet voor de hand dat zij in al die veertien jaren niet de keukenlade heeft opgeruimd of schoongemaakt, of dat zij de doos, die dan al veertien jaren in haar slaapkamer zou hebben gestaan, niet heeft geopend, terwijl zij ook in de slaapkamer schoonmaakwerkzaamheden moet hebben verricht. Onder deze omstandigheden moet zij geweten hebben van de aanwezigheid van de betreffende voorwerpen in haar woonwagen. Daarnaast valt niet in te zien (en er is ook geen enkel concreet aanknopingspunt voor) dat iemand anders deze goederen daar buiten wetenschap van de verdachte zou hebben bewaard.
Het voorhanden hebben van de patroonhouder en patronen in de zin van de Wet wapens en munitie is op grond van het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen in de periode van 11 mei 2016 tot en met 27 juli 2016 te Haarlem met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt een hoeveelheid van 57 hennepplanten en 5 plantenstekken, bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in de periode van 11 mei 2016 tot en met 27 juli 2016 te Haarlem, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde schuur voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.zij op 27 juli 2016 te Haarlem een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen (taser) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad;
3.zij op 27 juli 2016 te Haarlem een wapen van categorie III, te weten een patroonhouder (merk Glock) en munitie van categorie III, te weten 23 volmantel rondneus patronen te weten 22 patronen van het kaliber 7.65 en 1 stuk kaliber 9 millimeter voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte ten aanzien van het onder feit 2 bewezen verklaarde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is van verschoonbare feitelijke dwaling. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte dacht dat het een zaklamp betrof en dat zij aan de uiterlijke verschijningsvorm van het voorwerp niet heeft kunnen zien dat het iets anders was.
Dat de verdachte werkelijk heeft gedacht dat het voorwerp een onschuldige zaklamp was, is niet aannemelijk geworden. In het dossier zijn foto’s opgenomen van het stroomstootwapen (pagina’s 19 en 20). Daarop is te zien dat op het uiteinde van het wapen twee contacten zitten en dat op de zijkant van het wapen een afbeelding van een bliksemschicht staat. Gelet op deze uiterlijke kenmerken moet de verdachte hebben begrepen dat het voorwerp een stroomstootwapen was, al dan niet met zaklampfunctie. Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ook ten aanzien van het onder feit 3 bewezen verklaarde verschoonbaar feitelijk heeft gedwaald. Volgens de raadsman ziet de patroonhouder er niet uit als een patroonhouder en zou de verdachte dit voorwerp als ‘simpele’ huisvrouw ook niet hebben herkend.
Het hof stelt voorop dat de verklaring van de verdachte niet inhoudt dat zij de patroonhouder niet als zodanig heeft herkend, maar dat zij niet wist dat het voorwerp in haar keukenlade lag. Deze verklaring heeft het hof reeds als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Daarnaast blijkt uit foto’s van de patroonhouder die zich in het dossier bevinden (pagina 21) dat op het voorwerp de woorden “9mm” en “Glock” staan en dat er meerdere gaten in zitten waar patronen in passen. Op basis van deze uiterlijke kenmerken moet worden geoordeeld dat de verdachte moet hebben begrepen dat het betreffende voorwerp een patroonhouder betrof. In dit verband is nog van belang dat in haar woning naast de patroonhouder ook een taser, patronen en henneptoppen zijn aangetroffen. Zij wordt ook veroordeeld voor medeplichtigheid aan het telen van hennep en zij is gezien haar Justitiële Documentatie eerder veroordeeld voor hennepteelt. Deze criminele aspecten in het leven van de verdachte maken het temeer aannemelijk dat zij wel degelijk wist wat de patroonhouder was. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Ook (overigens) is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het kweken van hennepplanten. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid.
Voorts heeft zij een stroomstootwapen, een patroonhouder en munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en vormt een inbreuk op de rechtsorde.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 juni 2019 is zij eerder ter zake van hennepteelt onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een taakstraf passend en geboden. Aangezien echter het taakstrafverbod van toepassing is, ziet het hof aanleiding een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete van na te melden duur dan wel hoogte op te leggen.

Beslissing omtrent beslag

Uit het dossier blijkt dat de volgende voorwerpen in beslag zijn genomen en nog niet zijn teruggegeven:
- 23 stuks munitie (goednummer 635556);
- een patroonhouder (goednummer 635539);
- een taser (goednummer 635563).
De in beslag genomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 36b, 36c, 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
10 (tien) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 23 stuks munitie (goednummer 635556)
- een patroonhouder (goednummer 635539)
- een taser (goednummer 635563).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.M. van Amsterdam en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 juli 2019.
mr. P.C. Römer, mr. A.M. van Amsterdam en mr. M. Gieske zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[......]