ECLI:NL:GHAMS:2019:2414
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- P.C. Römer
- A.M. van Amsterdam
- E. van Die
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering in strafzaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2018. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, waarbij de veroordeelde werd aangesproken op de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 16.553,55. In eerste aanleg was de veroordeelde veroordeeld voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had de veroordeelde een betalingsverplichting opgelegd van € 13.814,20.
In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de ontnemingsrapportage ten onrechte uitging van drie eerdere oogsten, terwijl het hof concludeert dat er slechts één eerdere oogst kan worden aangenomen. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is vervolgens uitgevoerd op basis van de aanwezige hennepplanten en de bijbehorende opbrengsten.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de veroordeelde geen voordeel heeft genoten, omdat de kosten voor het illegaal afgetapte stroomnet hoger waren dan de opbrengsten uit de hennepteelt. Het hof heeft daarom de vordering van het openbaar ministerie afgewezen en het vonnis waarvan beroep vernietigd. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij twee van de rechters buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.