Uitspraak
1.Inhoud van het verzoekschrift
2.Procesverloop
3.Beoordeling van het hoger beroep
- 2 dagen politiebureau € 105,- p/d € 210,00
- 10 dagen huis van bewaring € 80,- p/d € 800,00
- Totaal € 1.010,00
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die op 6 augustus 2018 het verzoek van appellant tot schadevergoeding en een forfaitaire vergoeding niet-ontvankelijk verklaarde. Appellant, geboren in 1983, had een verzoekschrift ingediend op basis van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor een schadevergoeding van € 1.260,00 en een forfaitaire vergoeding van € 550,00, vermeerderd met € 280,00 voor rechtsbijstand. Het hof heeft op 5 maart 2019 de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal en de advocaat van appellant zijn gehoord, maar appellant zelf niet aanwezig was.
Het hof oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het verzoek niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat appellant inmiddels een door hem ondertekend verzoekschrift had overgelegd. Het hof achtte gronden van billijkheid aanwezig voor het toekennen van een schadevergoeding van € 1.010,00 op basis van artikel 89 Sv, en een vergoeding van € 830,00 op basis van artikel 591a Sv. De rechtbank had eerder niet kunnen vaststellen of de opgelegde geldboetes onherroepelijk waren, waardoor het hof besloot niet tot verrekening over te gaan. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft de verzochte vergoedingen toegewezen, met de opdracht tot onverwijlde betekening van de beschikking aan appellant.