Op 10 juli 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 13 augustus 2018 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1975, die werd beschuldigd van wederspannigheid. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de beslissing ter zake van andere ten laste gelegde feiten. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren en vijftien dagen hechtenis. Tevens is bepaald dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders gelast in geval de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De verdachte en de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting afstand gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen.