Op 10 juli 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verdachte die op 16 augustus 2018 in Den Helder werd beschuldigd van het weigeren van een ademanalyse als bestuurder van een personenauto. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De relevante wettelijke voorschriften zijn de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht, evenals de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1.100,00 en 21 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van 10 maanden ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd of ingehouden, in mindering zal worden gebracht op de duur van de bijkomende straf. De verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen.