ECLI:NL:GHAMS:2019:257
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- J.H.C. van Ginhoven
- A.M.P. Geelhoed
- M. Senden
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding en forfaitaire vergoeding in het kader van artikel 89 en 591a Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift, ingediend op 28 september 2018, betreft een schadevergoeding van € 105,00 voor de ondergane verzekering in een strafzaak, en een forfaitaire vergoeding van € 550,00 voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand. De verzoeker, geboren in 1998, heeft zijn verzoek ingediend via zijn advocaat, mr. B.H.J. van Rhijn.
Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak, met parketnummer 23-002690-17, op 28 juni 2018 is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De advocaat-generaal heeft op 3 januari 2019 zijn standpunt kenbaar gemaakt, en op 17 januari 2019 heeft het hof de betrokken partijen gehoord in een openbare behandeling van het verzoekschrift.
Bij de beoordeling van het verzoek op basis van artikel 89 Sv heeft het hof geconstateerd dat de toekenning van een schadevergoeding afhankelijk is van de billijkheid, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de standaardvergoeding per dag zoals opgenomen in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting. Het hof heeft besloten om de gevraagde schadevergoeding van € 105,00 toe te kennen. Voor het verzoek op basis van artikel 591a Sv zijn er ook gronden van billijkheid aanwezig, waardoor het hof de gevraagde forfaitaire vergoeding van € 550,00 heeft toegewezen.
Ten aanzien van de voorgestelde verrekening van een openstaande geldboete van € 239,00 heeft het hof overwogen dat niet kan worden vastgesteld of de strafbeschikking onherroepelijk is geworden, en daarom niet tot verrekening kan worden overgegaan. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is openbaar uitgesproken.