ECLI:NL:GHAMS:2019:2786

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
23/000437-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal uit een auto met benadeelde partij in jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 februari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 2001, was beschuldigd van diefstal uit een auto, waarbij hij een navigatiesysteem en een autoradio had weggenomen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 5 december 2017 te Amsterdam. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte was op het moment van de inbraak in de buurt van de auto en vluchtte bij het zien van de politie. Het hof achtte de verklaringen van de verdachte inconsistent en niet geloofwaardig. Het hof vernietigde het vonnis van de kinderrechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal, waarbij hij zich toegang tot de auto had verschaft door middel van braak. De straf die door de kinderrechter was opgelegd, werd bevestigd, en de verdachte werd veroordeeld tot 30 dagen jeugddetentie. Daarnaast werd een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 168,90, terwijl andere delen van de vordering werden afgewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte geen respect had getoond voor andermans eigendom en dat een vrijheidsbenemende straf passend was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000437-19
datum uitspraak: 25 juli 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684519-17 en 13-684221-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een personenauto (met kenteken 47HDD9) heeft weggenomen een navigatiesysteem (van het merk Tom Tom) en/of een (auto)radio en/of geld, te weten ongeveer 4,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die auto heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Bewijsvoering en bespreking van een bewijsverweer

De verdachte heeft ontkend zich aan een auto-inbraak schuldig te hebben gemaakt. Zijn raadsman heeft betoogd dat hij moet worden vrijgesproken, omdat de inhoud van het dossier teveel ruimte laat voor twijfel. Daarbij heeft de raadsman er ook op gewezen dat het gedrag van de verdachte na het zien van de politie niks zegt over zijn daderschap.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de auto met kenteken [kenteken] van de aangeefster [slachtoffer] op 4 december 2017 omstreeks 12.00 uur is geparkeerd bij de Park & Ride nabij station Lelylaan te Amsterdam. Op 5 december 2017 omstreeks 4.00 uur is zij door de politie gebeld met de mededeling dat in haar auto was ingebroken. De ruit van haar auto was ingeslagen en een navigatiesysteem van het merk TomTom en haar autoradiofrontje waren weggenomen. [1] Op 5 december 2017 omstreeks 4.05 uur ‘s nachts bevonden zich twee politieambtenaren, met opvallende autosurveillance belast, nabij voormelde Park & Ride, waarvan hen ambtshalve bekend was dat daar veel auto-inbraken plaatsvinden. Zij zagen de haastig lopende verdachte [verdachte]. Een politieambtenaar zag dat de verdachte naar hen keek, zich van hen wegdraaide en de andere kant op begon te rennen. Nadat de verdachte was staande gehouden zag een politieambtenaar voormelde auto met ingeslagen ruit op de Park & Ride staan. Zowel op het moment van staande houding van de verdachte als 10 minuten daarvoor zijn door de politieambtenaren op of om station Lelylaan geen andere personen gezien. Precies op de plek waar een politieambtenaar de verdachte enkele seconden daarvoor had zien staan, lag een TomTom navigatiesysteem en een autoradiofrontje. Op de looproute van de verdachte zag de politieambtenaar een ruitentikker liggen. Een bestemmingsadres in de TomTom kwam overeen met het adres van de aangeefster en in de voormelde auto ontbrak het radiofrontje, zodat het hof, mede gelet op de aangifte als vaststaand aanneemt dat deze spullen uit de auto van de aangeefster kwamen. [2]
De voormelde feiten en omstandigheden – waaronder in het bijzonder ook de combinatie van verdachtes vluchtgedrag bij het zien van de politie met het aantreffen van de buit op precies de plek waar de verdachte stond en het aantreffen van een ruitentikker op zijn looproute – acht het hof redengevend voor het bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde auto-inbraak.
De verdachte heeft niet een verklaring afgelegd die een andere blik werpt op een en ander. Op straat heeft de verdachte tegen de politieambtenaren gezegd dat hij niet heeft ingebroken in een auto (p. 6) en dat hij onderweg was naar huis. In zijn verhoor door de politie op 5 december 2017 heeft hij zich onder meer op de vragen over wat hij die nacht heeft gedaan op zijn zwijgrecht beroepen (p. 12-13). Ter terechtzitting van de kinderrechter heeft hij verklaard dat hij die nacht met een vriend was en terugliep naar huis en dat hij wegrende voor de politie omdat hij geen identiteitskaart bij zich had en vreesde daarvoor bekeurd te worden. Ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juli 2019 heeft hij eerst verklaard dat hij op de terugweg was van de avondwinkel [naam 1] aan het August Allebéplein: “Ik was onderweg naar huis. Ik kwam van de avondwinkel, [naam 1]. Ik ging even de deur uit omdat ik honger had en liep weer terug”, daarmee de suggestie wekkend dat hij rond 4.00 uur vanuit zijn woning even heen en weer is gelopen naar een avondwinkel. Na ermee te zijn geconfronteerd dat dit etablissement, blijkens de in het dossier gevoegde ter terechtzitting geraadpleegde internetgegevens, al om 1.00 uur gesloten was en dat avondwinkel [naam 2] dichter bij zijn woning is, heeft de verdachte zijn verklaring aangepast en nader ingevuld.
Het hof hecht geen geloof aan de inconsistente verklaringen van de verdachte, schuift deze terzijde, verwerpt het verweer en acht het tenlastegelegde bewezen zoals hierna vermeld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 december 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto met kenteken [kenteken] heeft weggenomen een navigatiesysteem van het merk TomTom en een autoradio(
frontje), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die auto heeft verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals daarnaar in de voormelde voetnoten 1 en 2 is verwezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 30 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een auto waarbij hij de autoruit kapot heeft geslagen en diverse goederen heeft weggenomen. Dit is een ergerlijk feit, waarmee schade en overlast is veroorzaakt, en waarmee de verdachte heeft aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendom. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2019 is hij eerder onder meer ter zake van diefstal onherroepelijk veroordeeld. Tevens liep de verdachte in een proeftijd van een veroordeling inzake wapenbezit. Het hof weegt het vorengaande in zijn nadeel mee.
De Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) heeft ter terechtzitting in hoger beroep geadviseerd dezelfde straf op te leggen als de kinderrechter heeft gedaan. De verdachte heeft al diverse kansen gehad en nu dient de verdachte volgens de Raad de consequenties van zijn handelen te ondervinden. Het hof neemt de voorgaande conclusie van de Raad over en is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een vrijheidsbenemende straf met zich brengt.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 465,26. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 168,90, als gevolg van het aantal uren dat de benadeelde partij niet haar normale werkzaamheden heeft kunnen verrichten als gevolg van het (schadeveroorzakende) handelen van de verdachte. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is verder onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten aanzien van de TomTom ter waarde van € 169,00. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de TomTom terug is geretourneerd naar de benadeelde partij. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor een bedrag van € 169,00 zal worden afgewezen.
Ten aanzien van het deel van de vordering inhoudende de zes uren die de echtgenoot van de benadeelde partij zich heeft bezig gehouden met de afhandeling van de schade is het hof van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs bij te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor het overige gevorderde bedrag van ongeveer € 4,00 is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 4 augustus 2017 door de rechtbank Amsterdam opgelegde voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 168,90 (honderdachtenzestig euro en negentig cent) ter zake van materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 169,00 (honderdnegenenzestig euro) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 168,90 (honderdachtenzestig euro en negentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 december 2017.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 4 augustus 2017 Amsterdam van, parketnummer 13-684221-17, voorwaardelijk opgelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juli 2019.
mrs. A.M. Kengen en R. Kuiper zijn buiten staat dit arrest mede te onderteken.
[…]

Voetnoten

1.Het in de wettelijke vorm door een bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde p. 3-4.
2.Het in de wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 5-6.